Paus Franciscus over homoseksuele verbintenissen



■ website Arsacal, mgr Hendrils ■ Paus Fran­cis­cus spreekt zich in de do­cu­mentaire ‘Francesco’ uit over de wette­lijke erken­ning van homo­sek­su­ele ver­bin­te­nissen. Daar lijkt hij vóór. Wat is dat nou? Heeft de kerk haar leer veranderd?

Het gaat om woor­den die de paus heeft gezegd in een inter­view voor de Mexi­caanse tele­vi­sie. Dat inter­view is al ouder, maar een frag­ment daaruit is gebruikt in "Francesco". Dat heeft inter­na­tio­naal de aan­dacht getrokken.

De woor­den die de paus spreekt zijn de volgende (ik ontleen de Neder­landse vertaling aan de web­si­te www.rkdo­cu­menten.nl):

“Homo­sek­su­ele personen hebben het recht in een gezin te leven, zij hebben recht op familie. Men mag niemand uit zijn familie verjagen, of hem het leven om die reden onmoge­lijk maken”.
Homo­sek­su­ele mensen die sa­men­le­ven hebben het recht op wette­lijke dek­king. Er moet een wet zijn van bur­ger­lijk sa­men­le­ven (conviviencia civil) : zij hebben het recht wette­lijk gedekt te zijn. Dat heb ik verde­digd”.

Wat de paus zegt gaat niet over de morele beoor­de­ling van ver­bin­te­nissen van homo­sek­su­ele personen en al helemaal niet over de visie van de kerk op de bele­ving van seksua­li­teit, die in het geloof en de over­tui­ging van de katho­lie­ke kerk de goede plaats heeft binnen de onverbreek­ba­re huwe­lijks­ge­meen­schap van man en vrouw en open is naar het leven.
Het eerste gedeelte van de woor­den van de paus gaan erover dat een homo­sek­su­ele persoon niet uit het gezin verstoten moet wor­den.

De woor­den van de paus gaan daarna een stap verder, zo lijkt het, dan de Over­we­gingen die de Con­gre­ga­tie voor de ge­loofs­leer in 2003 publi­ceerde en de Leerstellige Nota die dezelfde Con­gre­ga­tie het jaar daarvoor het licht deed zien (zie de teksten hier­on­der).

Gaan de woor­den van de paus in tegen de leer van de kerk? Nee, dat niet. Zoals gezegd: dit gaat niet over de morele beoor­de­ling van homo­sek­su­ele ver­bin­te­nissen. Het gaat eerder om de vraag: wanneer is er sprake van de "onrecht­ma­tige dis­cri­mi­na­tie" van homo­sek­su­ele personen, die de Cate­chis­mus van de katho­lie­ke Kerk veroor­deelt in n. 2358? En het gaat om de vraag of de bur­ger­lijke over­heid een vorm van erken­ning van deze ver­bin­te­nissen moet geven zodat de personen die in deze ver­bin­te­nissen zijn dezelfde rechtsbescher­ming genieten als andere burgers. Of, preciezer gezegd: de paus spreekt zich niet helemaal dui­de­lijk uit, hij lijkt dáár op te doelen, maar met of zonder erken­ning van ver­bin­te­nissen, dui­de­lijk is dat de kern voor hem is het voor­ko­men van dis­cri­mi­na­tie.

Wat de paus zegt is dus verge­lijk­baar met de visie van de kerk op gods­dienst­vrij­heid, waar­van het tweede Vati­caans concilie stelt dat die aan iedere men­se­lijke persoon toe­komt en dat die niet berust op de juist­heid van de gods­diens­tige opvat­ting van een persoon maar op diens waar­dig­heid als men­se­lijke persoon (vgl. Dignitatis Humanae 2).

Dit alles heeft na­tuur­lijk ook te maken met een opvat­ting over de rol van de bur­ger­lijke over­heid; die heeft in een democra­tische rechts­staat een beperkte taak ten behoeve van het alge­meen wel­zijn en het vreed­zaam sa­men­le­ven van de burgers, maar heeft niet een rech­ter­lijke rol ten aanzien van de (gods­diens­tige) over­tui­gingen van de burgers. Dignitatis Humanae zei in n. 7 (einde): "Aan de mens moet [door de bur­ger­lijke over­heid JH] een zo groot moge­lijke vrij­heid wor­den toegekend en deze mag slechts beperkt wor­den, wanneer en inzover zulks nood­za­ke­lijk is".

Veel van de reacties op de woor­den van de paus over wette­lijke bescher­ming van homo­sek­su­elen zijn verge­lijk­baar met die op de Ver­kla­ring van het tweede Vati­caans concilie: sommigen zei­den dat de katho­lie­ke kerk nu ein­de­lijk haar "claim op de waar­heid" had opge­ge­ven en juich­den, anderen von­den dat deze Ver­kla­ring inging tegen de leer en de traditie van de Kerk en verwierpen het concilie dat die Ver­kla­ring had gegeven. Beide reacties berusten op een misverstand.

In feite oor­deelt de paus in dit inter­view dat het volgens hem geen terechte inper­king is van mensen­rechten als aan homo­sek­su­ele personen in een relatie niet de rechtsbescher­ming wordt gebo­den die aan andere mensen toe­komt. Dat gaat dus niet over een erken­ning of aanvaar­ding van homo­sek­su­ele relaties als moreel geoorloofd. (Ik begrijp nu dat de paus dit in het inter­view uit­druk­ke­lijk had toe­ge­voegd, maar dat die zin niet in de film was opgeno­men [toevoe­ging 24/10]).

Na­tuur­lijk wil de paus dui­de­lijk maken in woor­den en gebaren dat het hem ernst is met de bepaling van de Cate­chis­mus van de Katho­lie­ke Kerk (n. 2358) dat homo­sek­su­ele personen met respect, begrip en fijn­ge­voelig­heid tegemoet getre­den moeten wor­den. Die zijn mensen en hun mensen­rechten en men­se­lijke waar­dig­heid moeten ten volle wor­den ge­res­pec­teerd.

Zoals gezegd zet de paus wel een stap (of lijkt die te zetten) ten opzichte van de do­cu­menten van de Con­gre­ga­tie van de Ge­loofs­leer, die we hier­on­der citeren:

Op soortge­lijke wijze moet de bescher­ming en goede zorg gewaarborgd blijven voor het gezin, waar­van het monogaam huwe­lijk tussen twee mensen van ver­schil­lend geslacht de grond­slag is, en waar­van de een­heid en hecht­heid tegen­over de moderne echt­schei­dingswetten beschermd dient te wor­den: andere samen­le­vings­vor­men mogen er onder geen beding juri­disch mee gelijk wor­den gesteld, of als zodanig wette­lijk wor­den erkend.