René Stockman: Van strijd voor de dood naar strijd tegen de dood



■ KerkNet ■ In januari moesten geneesheren voor het Hof van Assisen verschijnen omdat ze de voorschriften rond het correct uitvoeren van euthanasie met de voeten hadden getreden. Toen het pleit in hun voordeel werd beslecht, klonk er gejuich op de banken en werd het voor sommigen tijd om de euthanasiewetgeving nu maar snel verder uit te breiden. Bejaarden met dementie zouden recht moeten hebben op euthanasie als ze daarvoor een wilsbeschikking hebben neergeschreven, maar die op een later ogenblik niet meer kunnen bevestigen door hun dementie. Maar wie zal daarover beslissen? De persoon met dementie zelf alvast niet meer, maar derden die vinden dat aan de in de wilsbeschikking genoemde voorwaarden zijn voldaan. Dat zou dan zelfbeschikking worden die door anderen wordt overgenomen.In welke mate zullen bejaarden nog in volle vrijheid vanuit eenzelfde recht op zelfbeschikking durven of kunnen kiezen voor een natuurlijke dood?

We leven immers in een mentaliteit van utilitarisme waarbij een sfeer wordt gecreëerd waarin bejaarde personen niet tot last mogen zijn van de familie, de gemeenschap, de staatskas. Als we dat enige weken geleden durfden uit te spreken, werden we alvast naar de maan geschoten. Deftige burgers uit de 21ste eeuw gaan mensen toch niet taxeren op hun nuttigheid?

Maar het kan verkeren, en soms zelfs heel vlug. De sfeer van utilitarisme kwam heel duidelijk tot uitdrukking in de ethische code die het opnamebeleid op de afdeling intensieve zorgen zou moeten rechtvaardigen en de gewetens van artsen en verplegenden moest sussen. Er werd naarstig becijferd hoeveel bedden en beademingstoestellen beschikbaar waren op de intensieve zorgen. Ethische commissies werden samengeroepen en aan de woonzorgcentra werd voorgesteld bejaarden met weinig kans op genezing ter plaatse te houden om de bedden en beademingstoestellen in de ziekenhuizen voor te behouden voor de jongeren. Men vond dat een humaan beleid; zo zou de beschikbare ziekenhuiscapaciteit voldoende zijn, zeker voor de ‘actieve’ bevolking. Wetenschappers, politici en ethici dachten de goede keuzes te hebben gemaakt en ze waanden zich in België goed voorbereid en veilig. Bezoek aan de rusthuisbewoners beperken en zelfs verbieden en handen goed wassen vooraleer het centrum te betreden, zouden voldoende moeten zijn.

Maar ook hier kon het verkeren, en soms heel vlug. De stelling en het uitgangspunt dat men het virus buiten de woonzorgcentra zou kunnen houden, waren onmogelijk en dus ongeloofwaardig. De ethische commissies wisten op basis van de Italiaanse en Spaanse toestanden dat vooral ouderen de eerste slachtoffers zouden worden van het coronavirus, en toch beslisten ze vooraf voorrang te geven aan jongeren op intensieve zorgen als er op die afdeling keuzes zouden moeten worden gemaakt. Valt daarom te ontkennen dat vele bejaarden, zorgverleners, mensen met een handicap in residentiële centra en psychiatrische patiënten in de psychiatrische verzorgingstehuizen in deze coronacrisis dagelijks en concreet voelen dat ze bij het nemen van afdoende maatregelen slechts op de tweede of derde plaats komen? Zij voelen zich minstens behandeld als tweederangsburgers als het er echt op aankomt in de samenleving keuzes te maken. Dat bleek uit tal van getuigenissen uit die sectoren. Wie vertolkt de angst van die mensen en neemt hun verdediging op? Wat in het euthanasieproces van Tine Nys met allerhande versluierde en mediagenieke uitlatingen werd gecamoufleerd, komt nu ten volle aan het licht.

Het is niet onze bedoeling schuldigen aan te duiden, maar het echte pijnpunt blijft de initiële keuze die werd gemaakt om de bejaarden van de intensieve zorgen weg te houden en geen extra ondersteuning te voorzien aan de woonzorgcentra waar de grootste risicogroep verbleef, ook al werd die stelling later afgezwakt door enkele artsen toen bleek dat er toch nog capaciteit over was op intensieve zorgen en ook bejaarden er kunnen worden opgenomen.

Blijkbaar zijn ethici die moesten nadenken over de te nemen maatregelen ook kinderen van hun tijd die het nuttigheidsdenken dat in onze samenleving momenteel hoogtij viert, blindelings achterna hollen. Kennelijk is de nuttigheidsgedachte ook voor hen geen ‘vies’ woord.

Onze samenleving telt nu twee groepen: de nuttigen en de onnuttigen. Tijdens de coronapandemie zijn de onnuttigen de bejaarden, maar wie zullen de volgende groepen zijn na het coronavirus? Want die tijd komt ook. Wordt het masker van de absolute zelfbeschikking en van de valse barmhartigheid weer opgezet, terwijl daaronder het virus van het utilitaristische denken voortwoekert? Tot er een moment komt dat maskers vallen en men toch moet bekennen dat het utilitariteitsprincipe almaar meer veld wint en zelfs de overhand haalt in het Westen. Maar misschien kan het toch nog verkeren en hebben we door deze pandemie de waarde van ieder leven opnieuw mogen ontdekken en ook de broosheid ervan. En vooral dat de macht die we dachten over het leven te hebben, relatief is.