Zes maanden later zit het nog niet mee, met de restauratie van de Notre-Dame



■ Trouw ■ Het is precies een half jaar na de brand in de Notre-Dame. De invloed van de ramp op het katholieke leven in Parijs blijkt groter dan gedacht. Intussen stagneert de restauratie door regeldrift.

Bernadette Le Bras is haar kerk ontvlucht. De Saint-Séverin in het Quartier Latin is veel te druk geworden, vertelt de Parisienne. “Toeristen kunnen niet meer naar de Notre-Dame en omdat ze toch een mooie oude kerk willen zien, komen ze bij ons terecht. Dat geeft enorm veel onrust.”

Op deze donderdag is Le Bras (82) uitgeweken naar de Saint-Germain-l’Auxerrois, een kerk vlakbij de Pont Neuf die uitkijkt op het Louvre. Saint-Germain-l’Auxerrois is bezet door de geloofsgemeenschap van de Notre-Dame. Alleen de grote vieringen en plechtigheden – zoals de mis voor de overleden Jacques Chirac – vinden plaats in de Saint-Sulpice, een van de grote Parijse kerken. Verder zijn alle activiteiten hier ondergebracht. Voor ‘de komende jaren’, vermeldt de site van de kerk. Zo neemt de katholieke tv-zender KTO nu hier de mis op die dagelijks wordt uitgezonden en die ook te volgen is via Radio Notre-Dame. Ook de seminaristen van de hoofdstedelijke priesteropleiding zijn neergestreken in dit relatief onbekende gotische juweel.

De Notre-Dame is sinds 1995 geen parochie meer; een begrafenis, doop of huwelijk vond er alleen nog bij hoge uitzondering plaats. Maar ’s werelds beroemdste kerk, het meest bezochte monument in Europa – 13 miljoen bezoekers per jaar – had een aanzienlijke groep trouwe bezoekers. Vaak hadden ze hun vaste avond voor de mis en een vaste stoel. Voor hen is het wennen.

Maar het ingrijpendst zijn de gevolgen voor Saint-Germain-l’Auxerrois, waar de Franse koningen hun kinderen lieten dopen in de tijd dat het Louvre hun hoofdkwartier was. Het leven van de parochie is opgeschort, voor onbepaalde tijd. De pastoor, Gilles Annequin, moest zijn plaats afstaan aan de rector van de Notre-Dame, Patrick Chauvet. Annequin is nu de plaatsvervangend pastoor van de Saint-Louis d’Antin, een neo-klassieke kerk vlakbij het station Saint-Lazare. Dat viel hem tegen, geeft Annequin toe. “Wij hebben het bijna als een overval ervaren, zo snel ging het allemaal.”

Zijn parochianen waren erg gehecht aan de familiaire sfeer in zijn kerk, zegt Annequin. “Wij boden plaats voor verschillende voorkeuren. Bij ons kon je naar de mis in het Frans, Latijn en in het Spaans.” Het gevarieerde aanbod was voor gelovigen uit de hele stad een reden om de metro daarheen te nemen. Annequin heeft, nadat hij vijftien jaar geleden arriveerde, een kerk op een lastige locatie – behalve het Louvre heeft het gebouw alleen kantoren en winkels als buren – tot leven gewekt.

“Nu gaan de traditionalisten naar de Saint Roch voor een mis in het Latijn. En de leden van de Latijns-Amerikaanse gemeenschap die bij ons kwamen, zwermen uit over de hele stad.”

Annequin heeft zich er inmiddels mee verzoend, lacht hij. “Zo gaat dat als je tot een nieuwe taak wordt geroepen. En het probleem voor het bisdom was ook niet eenvoudig.” Als de Notre-Dame weer opengaat, zal Annequin niet terugkeren op zijn post. “Mijn mandaat liep al op zijn eind, dat is een van de redenen waarom de keus op ons viel.”

Niemand die weet hoelang de wederopbouw gaat duren. ‘Minder dan vijf jaar’ had president Macron beloofd, op tijd voor de Olympische Spelen die in 2024 in Parijs worden gehouden. Maar de laatste berichten zijn somber. Rector Chauvet sprak vorige week in de katholieke krant La Croix zijn zorgen uit. Het gebouw is nog steeds niet veiliggesteld. Het gewelf wordt bedreigd door de steiger die vóór de brand was gebouwd om herstelwerkzaamheden aan de torenspits mogelijk te maken.

De buizen van dit gevaarte van 500 ton staal zijn door de enorme hitte deels samengesmolten en vervormd. De steiger beweegt en kan bij harde wind instorten. Als dat gebeurt, is een nieuwe ramp niet ondenkbaar, ook al zijn de steunberen van het middenschip nu voorzien van imposante houten versterkingen.

Er moet zo snel mogelijk een nieuwe steiger verrijzen zodat acrobatische werklui aan koorden de buizen van het gehavende staketsel in stukken kunnen zagen en zo stukje voor stukje afvoeren. Een klus die lang gaat duren, net als het steen voor steen analyseren en eventueel vervangen van het gewelf. Pas in de lente van 2020 is naar verwachting de diagnose klaar die als leidraad moet dienen voor de restauratie. Na een ronde met aanbestedingsprocedures kan het echte werk dan in 2021 eindelijk beginnen.

Pas dan is ook duidelijk of de kerk een nieuw, avontuurlijk element krijgt. Macron en zijn regering hebben graag een moderne torenspits, anderen zien liever een exacte kopie van het werkstuk van Eugène Viollet-le-Duc, de architect die de Notre-Dame in de negentiende eeuw restaureerde. Het bisdom wil hoe dan ook dat er plaats is voor de koperen beelden van de twaalf apostelen en de vier evangelisten van elk drie meter hoog. Zij zijn vier dagen voor de brand van de spits gehaald voor een opknapbeurt.

De sfeer achter de afscheiding op het plein voor de kerk dat naar paus Johannes Paulus II is genoemd, is niet best. Het tempo is eruit. De werkzaamheden kwamen een paar weken zelfs helemaal tot stilstand met het oog op een loodvergiftiging. In de nacht van 15 op 16 april – toen het dak in vlammen opging – vloeide 300 ton lood naar beneden, het kroop over de krijtstenen naar de bodem. In juli ging de bouwplaats op last van de prefectuur – verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid – dicht, in augustus werd het werk hervat.

Maar de arbeidsinspectie legde een lange lijst met veiligheidsmaatregelen op die een verlammende uitwerking hebben. Het terrein is verdeeld in een schoon en een verontreinigd deel dat alleen toegankelijk is voor wie een witte overall, handschoenen en wegwerp­ondergoed draagt. De sectoren worden van elkaar gescheiden door een bufferzone waar iedereen verplicht is een douche te nemen.

Volgens aannemers is het pak veel te warm voor de zomer en te koud nu de temperatuur daalt. Een deel van de 150 werknemers raakte gedemotiveerd omdat ze zes keer op een dag onder de douche moesten. Een andere ergernis van onder andere de firma Pierrenoël – vaklieden die diverse hoofdstedelijke monumenten hun glans terugbezorgden – zijn de regels voor offertes. Voor elk stuk gereedschap moet een lange procedure worden afgewerkt. ‘We worden behandeld alsof we profiteurs zijn’, zo citeerde de krant Le Figaro Didier Durand, de directeur van Pierrenoël.

De minister van cultuur Franck Riester heeft inmiddels ingegrepen om de crisis te bezweren. Zo zijn er nu mobiele toiletten geplaatst in het verontreinigde deel van het terrein zodat niemand eerst onder de douche hoeft om naar de wc te gaan.

Deze week zullen alle partijen die betrokken zijn bij de Notre-Dame hun zegje doen over de beschuldigingen dat het aanvankelijke gevoel van urgentie en enthousiasme is platgeslagen door regeldrift. De aannemers en het bisdom kijken ondertussen uit naar een man die nu al de allure van een messias heeft: generaal Jean-Louis Georgelin. Georgelin werd door Macron twee dagen na de brand benoemd tot supervisor van het project. Deze voormalige hoogste militair van Frankrijk – en ­belijdend katholiek – krijgt vanaf volgende maand de leiding over de organisatie die de restauratie moet stroom­lijnen.

De directe omgeving van de kathedraal oogt ondertussen doods. Rector Chauvet heeft een paar voorstellen gedaan om een alternatief te bieden aan de toeristen en banen te redden – het gaat slecht met souvenirverkopers. Hij denkt aan een tijdelijke expositiehal en een transparante omheining van de bouwplaats zodat iets van de vorderingen is te volgen. “Maar zelfs daarvoor heb je toestemming nodig van de gemeente, het ministerie van cultuur, Georgelin én de prefectuur”, aldus Chauvet. “Als je iedereen rond de tafel hebt, zijn alle partijen het eens. Maar daarna gebeurt er niets meer.”