Pater Martin Lasarte: Over de Amzone-synode



■ RKDocumenten ■ Pater Martín Lasarte, een Uruguayaanse Salesiaan, missionaris in Afrika met een licentiaat in de Heilige Schrift, maakt momenteel deel uit van het wereldwijde missiebevorderingsteam van de Salesiaanse Congregatie. Hij is in het bijzonder verantwoordelijk voor de promotie van missies in Afrika en Amerika. In het Amazonegebied begeleidt hij de congregatie die 47 religieuze gemeenschappen telt, met 245 Salesianen in het Amazonegebied en in Mato Grosso (22 gemeenschappen in de grote steden en 25 op het platteland of in de jungle). Op het platteland of in kleine dorpen ontvangen 612.000 mensen uit 62 etnische en niet-inheemse groepen in vijf landen hulp. De dienst wordt verleend via 1.219 katholieke gemeenschappen, onder leiding van 2.123 pastorale werkers. Pater Lasarte is door pauselijke benoeming lid van de Synode die in oktober wordt gehouden. Dit is zijn toespraak tot een groep journalisten op 23 september in de Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis in Rome.

De kwestie van viri probati

De Paus heeft twee hoofdthema’s voor deze synode aangegeven: de evangelisatie van het Amazonegebied, met bijzondere aandacht voor de inheemse bevolking, en de integrale ecologie. De synodale reflectie over de evangelisatie wil een antwoord geven op de realiteit van de Kerk in het Amazonegebied, waar de christelijke gemeenschappen niet in staat zijn zich te consolideren.

Wat dit eerste thema betreft, hebben sectoren van de Kerk zich geconcentreerd op de kwestie van de viri probati, dat wil zeggen de priesterwijding van gehuwde leken, erkend in de gemeenschap voor hun integriteit van leven en hun christelijk getuigenis, als oplossing voor het probleem van het gebrek aan roepingen in het gebied. Pater Lasarte waarschuwt voor de gevaren die kunnen ontstaan als er een synode wordt gehouden die te veel op dit thema is gericht. In zijn analyse legt hij uit dat het probleem niet ligt bij het thema zelf, maar bij de mogelijkheid en de motivatie om het thema in de synode aan de orde te stellen, rekening houdend met de huidige situatie:

Wat betreft de opportuniteit:

1. De Paus heeft gesproken over “synodaliteit”. De kwestie van de viri probati is geen kwestie die alleen voor het Amazonegebied kan worden beslecht, maar een kwestie die synodaliteit vereist, die studie en reflectie van de kant van alle particuliere Kerken vereist. Een beslissing over zo’n belangrijk onderwerp kan niet geïsoleerd en uitzonderlijk worden overwogen, omdat ze gevolgen zal hebben voor de gehele Kerk.

2. Deze synode is een moment van gezamenlijke reflectie over enkele concrete uitdagingen om de evangelische missie in het Amazonegebied voort te zetten. Als het zich alleen richt op het thema van de viri probati, zou het alle betekenis verliezen. Het is zeker een onderwerp dat bestudeerd en aan de orde kan worden gesteld, maar het vertekent nu de betekenis van de synode.

3. De Kerk bevindt zich momenteel midden in een controverse over seksueel misbruik, homoseksuelen, het celibaat van priesters, enz. Als de kwestie van de viri probati nu aan de orde wordt gesteld, zou er een verkeerde boodschap over het celibaat worden afgegeven: dat de priester iets mist, dat hij zijn seksualiteit niet volledig beleeft, dat het met een gezin completer en normaler is... Men zou ontkennen dat het celibaat iets goeds op zich is en dat het niets met misbruik of homoseksualiteit te maken heeft. Tegelijkertijd zou het onderwerp van het celibaat een sterke polemiek creëren en het belangrijkste doel van de assemblee, namelijk de evangelisatie in het Amazonegebied, in de schaduw zetten. Ik denk dat we op dit moment, zonder een sereen proces van reflectie en onderscheiding in de universele Kerk over deze discussies en beslissingen te creëren, een dubbelzinnige en valse boodschap zouden afgeven over wat de Kerk begrijpt onder het celibaat van de priester in brede en positieve zin (zoals bijvoorbeeld gepresenteerd in Sacerdotalis caelibatus en Pastores dabo vobis). Het debat over de wijding van gehuwde mannen doet ongetwijfeld geen afbreuk aan de schoonheid en de sublimiteit van het celibaat van de priester, aangezien het zou passen in de lijn van een vrije en facultatieve keuze die op geen enkele wijze de waardering van het “charisma” van de maagdelijkheid ter wille van het Koninkrijk der Hemelen wil verminderen. Het lijkt mij echter niet verstandig en opportuun om het probleem in deze synode aan te pakken.

Wat betreft de motivering:

De motieven voor het wijden van viri probati zouden de grote afstanden en het gebrek aan priesters zijn. Volgens Lasarte is het probleem van het ontbreken van roepingen in de werkelijkheid groter. Er zijn veel gebieden die lijken op het Amazonegebied (Congo, Zambia, India...) waar ook veel etnische groepen en volkeren leven met zeer verschillende culturen en waar roepingen zonder problemen bloeien. Wat gebeurt er dan in Latijns-Amerika? De realiteit is dat er een Kerk is ontstaan zonder een hoofdrol voor of een gevoel van saamhorigheid bij de leken. Het geloof is niet geïnternaliseerd, het is opgelegd. De pastorale stijl is altijd meer sacramenteel dan evangelisch geweest. Het is als een kunstmatig boven elkaar geplaatste religiositeit, onnatuurlijk, niet verinnerlijkt.

Om ervoor te zorgen dat het geloof goed door de mensen wordt overgebracht en verinnerlijkt, is een lang en rustig proces nodig, net als het proces van de catechese. Het catechumenaat kan geleidelijk en rekening houdend met gebruiken en riten, feesten, enz. worden uitgevoerd. Missie betekent met hen samenwerken, maar niets opleggen, hun gewoonten, hun tradities en riten begrijpen, de mensen liefhebben, dan het evangelie verkondigen en catechese geven met respect en geleidelijkheid. Het beste van de riten en gebruiken van de mensen te nemen en het “te vermengen” met het onderricht van de Kerk, zodat het geloof niet iets is dat opgelegd en onnatuurlijk is, maar de tradities die zij leven aanvult of zin geeft. De inheemse volkeren zijn enorm religieus, met een ongelooflijk gevoel voor het transcendente, met een luister- en bezinningsvermogen dat de verinnerlijking van het geloof mogelijk maakt als het geleidelijk en met respect wordt uitgevoerd. Daarom zijn er geen roepingen: omdat ze een incompleet geloof leven, dat slechts uit liturgie bestaat, waarin een dieper geloof van dag tot dag, dat het sacramentele deel aanvult, ontbreekt. Dit betekent niet dat het sacramentele deel niet nodig is, maar het is onvolledig zonder de verkondiging van het kerygma.

Aan de andere kant is het niet zozeer aan de priester om het geloof te consolideren en de gemeenschappen te laten groeien en in leven te houden. Dat de priester degene is die een gemeenschap in leven houdt, is een zeer klerikale visie en is vooral een verkeerd perspectief: het is waar dat het voedsel van de gemeenschap vooral de eucharistie is, maar er is ook het voedsel van het woord. Er zijn vele gemeenschappen die hun geloof en frisheid jarenlang in stand houden, ook al zien ze lange tijd geen priester. De leken hebben daar een fundamentele rol, het zijn mensen die de rest meetrekken, het zijn mensen die een sterk geloof hebben. Priesters kunnen niet allen bereiken en overal komen.

Het is het zogenaamde thema van de “bediening”: het is niet dat er een gebrek aan priesters is, maar dat er een gebrek is aan gelovigen die hun “bediening” uitoefenen die hun bij het doopsel is toegekend. Ons geloof is geworteld in het doopsel, niet in de priesterwijding. Het is vandaag de dag van essentieel belang om de hele christelijke gemeenschap nieuw leven in te blazen als protagonist van de evangelisatie.

Er zijn Kerken zoals die in Korea of Japan en ook in andere landen, die zich alleen dankzij lekengelovigen hebben ontwikkeld. Als in het Amazonegebied, net als elders, roepingen schaars zijn, is dat door gebrek aan serieuze, diepgaande en constante evangelisatieprocessen. Bisdommen en congregaties zijn al meer dan een eeuw aanwezig en hebben geen enkele plaatselijke inheemse priesterroeping. Natuurlijk impliceert een verandering een liefdevolle, geduldige en respectvolle begeleiding bij de vorming van lokale roepingen. De nieuwe wegen van de evangelisatie moeten worden gevolgd met de eerste verkondiging van het evangelie waarvan de encycliek Evangelii Gaudium spreekt en niet alleen met het getuigenis en sociale ontwikkeling; met het Woord van God en de vorming van pastorale werkers; met een rijk catechumenaat, een geheel ministeriële Kerk, kleine levende gemeenschappen, een sterk gezins- en roepingenpastoraat onder jongeren.

Hoewel de Synode voor Amazone is, merkt hetzelfde werkdocument op dat “de evangelisatie in het Amazonegebied een proeftuin is voor de Kerk en de samenleving” en daarom de territoriale grenzen overschrijdt.

Zou dat een goede dienst aan de synode zijn?

Het thema van de evangelisatie omvat vele aspecten: de relatie tussen verkondiging en menselijke ontwikkeling, tussen het Evangelie en de inculturatie; de processen van geloofsopvoeding door middel van catechumenaat en andere vormen van aangepaste en geïncultureerde routes; het probleem van de diversiteit aan culturen; de enorme menselijke mobiliteit, vooral van jongeren van het platteland naar de stad; het zeer ernstige probleem van de periferieën van de grote steden in het Amazonegebied; de generatiekloof in de overdracht van voorouderlijke waarden in een geglobaliseerde context, het lekenpastoraat, de uitdaging van de oecumene en de wildgroei van groepen pinkster-, evangelische en nieuwe religieuze bewegingen; de vruchtbaarheid of het gebrek aan bevordering van christelijke roepingen in de gemeenschappen rond het gezin, het priester- en religieuze leven; de rechten van de inheemse volkeren, hun cultuur, tradities, hun rechten en hun land; de liturgie en hun inculturatie in de inheemse context. Bovendien is er de “zware last” van de integrale ecologie, die de hele universele Kerk en de wereld in het algemeen aangaat, die van de Kerk een betekenisvol en wijs woord over de huidige ecologische crisis verwacht.

Aangezien de Synode zo’n rijke agenda heeft, zou het op de voorgrond plaatsen van de wijding van leken geen goede dienst aan de Synode zelf zijn – ook al zou dit onderwerp op zichzelf genomen legitiem zijn.

Vanuit het oogpunt van de media en de Kerk zou het een sterke controversiële en polariserende sfeer veroorzaken, die niet van nut zou zijn voor de inheemse volkeren die in het Amazonegebied leven, noch voor de evangelisatie, noch voor het dringende en delicate probleem van de ecologische crisis.

Deze ‘wildcard’ van de synode zou onvermijdelijk onderwerp van discussie zijn, waardoor de rest van de kwesties op de tweede plaats zouden komen. Laten we daarom, omwille van de integrale ecologie, van de Amazonevolkeren en van het Evangelie, een aantal thema’s die op andere, meer opportune momenten moeten worden verkend, achterwege laten. Men zou eerder kunnen denken aan een synode over bedieningen in de Kerk. Dat zou de juiste plaats zijn om het thema te verdiepen, in de juiste context en op een universeel synodale manier. Het is opportuun om de horizon te verbreden en te kijken naar het leven en de ervaring van de Kerk.

De Kerk van Korea is geboren uit de evangelisatie door leken. De leek Yi Seung-hun, gedoopt in China, breidde de katholieke Kerk in het land uit en doopte zichzelf. 51 jaar lang (1784-1835), sinds haar oprichting, werd de Koreaanse Kerk door de leken geëvangeliseerd, met af en toe een priester in de buurt. Deze katholieke gemeenschap floreerde en verspreidde zich enorm, ondanks de verschrikkelijke vervolgingen, dankzij de gedoopten als protagonisten.

De Kerk van Japan, gesticht door de heilige Franciscus Xaverius (1549), groeit snel en drie eeuwen lang komt ook de vervolging, worden missionarissen verdreven en wordt de laatste priester in 1644 gemarteld. Pas na meer dan 200 jaar zullen de priesters (Franse missionarissen) terugkeren en een levende Kerk vinden die gevormd wordt door de Kirishitano kakures (ondergrondse christenen).

In de christelijke gemeenschappen waren er verschillende bedieningen: een leider, catechisten, dopers, predikers. Interessant is het advies dat de christenen hebben bewaard tot de komst van de nieuwe priesters in de negentiende eeuw: de Kerk zal terugkeren naar Japan en u zult dat herkennen aan de hand van deze drie tekens: “de priesters zullen celibatair zijn, er zal een standbeeld van Maria zijn en zij zullen de paus van Rome gehoorzamen”.

Ik ga over naar iets persoonlijks, naar mijn 25 jaar zendingservaring in Afrika (Angola). Na het einde van de burgeroorlog in 2002 heb ik een bezoek kunnen brengen aan christelijke gemeenschappen die dertig jaar lang de Eucharistie niet hadden gevierd en geen priester hadden gezien, maar die niettemin standvastig in het geloof waren gebleven en dynamische gemeenschappen vormden, geleid door de “catechist”, een essentiële taak in Afrika, en door andere bedienaren: evangelisten, gebedsleiders, pastoraal werk met vrouwen, hulp aan de armen. Een levende en seculiere Kerk in de afwezigheid van priesters.

In Latijns-Amerika zijn er positieve voorbeelden, zoals bij de Q’eqchi-maya’s in centraal Guatemala (Verapaz), waar ondanks de afwezigheid van priesters in sommige gemeenschappen, lekenbedienaren levende gemeenschappen hebben, rijk aan bedieningen, liturgie, catechetische routes, missies; waarin evangelische groeperingen maar heel weinig hebben kunnen doordringen. Ondanks het tekort aan priesters voor alle gemeenschappen is het een plaatselijke Kerk die rijk is aan inheemse priesterlijke roepingen, waar zelfs religieuze congregaties van vrouwen en mannen van volledig lokale oorsprong zijn gesticht.

Is het gebrek aan roepingen in het Amazonegebied een probleem of is het ’t gevolg van een ander probleem? Is het gebrek aan roepingen voor het priesterschap en het religieuze leven in het Amazonegebied een pastorale uitdaging of is het eerder het gevolg van theologisch-pastorale keuzes die niet de verwachte resultaten hebben opgeleverd of slechts gedeeltelijke resultaten hebben opgeleverd?

Naar mijn mening is het voorstel van de viri probati als oplossing voor de evangelisatie een illusoir, bijna magisch voorstel dat het echte onderliggende probleem niet raakt.

Paus Franciscus schrijft in Evangelii Gaudium 107: “Op veel plaatsen zijn de roepingen tot het priesterschap en het Godgewijde leven schaars. Vaak is dat te wijten aan de afwezigheid van aanstekelijk apostolisch vuur in de gemeenschappen, waardoor zij niet enthousiasmeren en geen aantrekkingskracht opwekken. Waar leven, vuur, wil om Christus aan de anderen te brengen is, daar ontstaan echte roepingen. Zelfs in parochies waar de priesters niet erg geëngageerd en blij zijn, is het het broederlijke en vurige leven van de gemeenschap dat het verlangen opwekt zich geheel te wijden aan God en de evangelisatie, vooral als deze levendige gemeenschap met aandrang bidt voor roepingen en de moed heeft haar jongeren een weg van bijzondere wijding voor te houden”. De paus geeft ook de sleutel tot het probleem. Het is niet het gebrek aan roepingen, maar het slecht voorstellen ervan, het gebrek aan apostolische vurigheid, het gebrek aan broederschap en gebed, het gebrek aan serieuze en diepgaande evangelisatieprocessen.

Ik maak een vergelijking met twee andere “biomen” die rijk zijn aan biologisch, spiritueel en kerkelijk leven: de bioom van de Brahmaputra-rivier en de bioom van het Congobekken. In het noordoosten van India heeft de evangelisatie sinds 1923 een beslissende vooruitgang geboekt, dankzij een kleine katholieke gemeenschap die uit nog geen 1.000 christenen bestond. Volgens de gegevens van 2018 telt deze regio vandaag 1.647.765 katholieken, 3.756 religieuzen en 1.621 priesters (waarvan de helft tot lokale etnische minderheden behoorde en de rest tot missionarissen uit andere delen van India). Er zijn 15 bisdommen die geworteld zijn in de etnische minderheden van zo’n 220 lokale talen (Naga, Khasi, Wancho, Nocte, Jaintia, Apatani, Goro, Ahom, War, Bodo...).

Deze volkeren, zoals die van de Amazone, bleven eeuwenlang geïsoleerd te midden van het hindoeïsme, de islam en het boeddhisme, beschut in de bergen en bossen van de Himalaya, en leefden hun voorouderlijke praktijken. In 90 jaar tijd was er een indrukwekkende verandering. De verhouding tussen het aantal gelovigen en katholieke priesters is vandaag de dag 1 op 1.000, wat uitstekend is. Veel christenen uit deze “tribale” minderheden hebben belangrijke posities ingenomen in de lokale en nationale politiek in India.

De andere bioom is de Congo-rivier, met zijn omringend land: meer dan 500 dorpen en talen. Het christendom heeft, net als in andere contexten, verschillende moeilijkheden gekend en bovendien werd het beschouwd als de religie van het kolonialisme tijdens de periode van dekolonisatie (de jaren 60 en 70). Ondanks alles is de bloei van de Afrikaanse Kerken evident en veelbelovend. In deze bioom zijn de priesterlijke roepingen de laatste 10 jaar met 32% gegroeid en deze trend lijkt zich voort te zetten.

We zouden andere voorbeelden kunnen nemen uit Vietnam, Indonesië (het meest islamitische land ter wereld), Oost-Timor, Oceanië... Maar zeker niet uit ons geseculariseerde Europa. In alle geografische regio’s zijn er uitdagingen en moeilijkheden in de christelijke gemeenschappen, maar we zien dat waar er serieus, authentiek en voortdurend evangelisatiewerk is, er geen gebrek is aan roepingen tot het priesterschap.

De onvermijdelijke vraag is: hoe is het mogelijk dat volkeren met zoveel antropologische en culturele rijkdom en overeenkomsten met de Amazonevolken, in hun riten, mythen, sterk gemeenschapsgevoel, gemeenschapszin, verbondenheid met de kosmos, diepe religieuze openheid..., christelijke gemeenschappen en priesterroepingen tot bloei hebben gebracht, terwijl er in sommige delen van het Amazonegebied na 200, 400 jaar een kerkelijke en roepingen-onvruchtbaarheid bestaat? Er zijn bisdommen en congregaties die al meer dan een eeuw aanwezig zijn en geen enkele inheemse roeping hebben. Ligt het misschien aan een of ander gen, of is het een ander probleem? Zijn de culturele verschillen zo groot?

Een mogelijk antwoord is dat de Amazonevolken, cultureel gezien, de behoeften aan het celibaat niet begrijpen. Dit probleem is ontstaan, misschien met goede wil, maar het is doordrongen van sterke culturele vooroordelen, om niet te zeggen raciale vooroordelen... Precies hetzelfde probleem deed zich voor in India, Oceanië en Afrika.

De encycliek Maximum illud, waarvan het honderdjarig bestaan tijdens de Synode zal worden gevierd met een Buitengewone Wereldmissiemaand, speelt in op dit probleem. Het document stimuleert de bevordering van inheemse roepingen in de Kerken uit de Europese koloniën.

Hier zien we bij wijze van voorbeeld het prachtige missiewerk van de Spiritijnen en de Witte Paters, die resoluut gekozen hebben voor lokale roepingen en in heel Afrika bloeiende seminaries hebben opgericht.

Zeker, het kost veel moeite zich te wijden aan het werken voor roepingen, het impliceert investering van middelen, van het beste personeel. Soms heeft het missieleven deze waardevolle dienst, die echt zou helpen om een Kerk met een Amazone-gezicht te creëren, vermeden. Soms leverde het veel meer op een leven te leiden als “rondreizende held” in de bossen, dan een liefdevolle, geduldige en respectvolle toewijding aan de begeleiding en vorming van lokale roepingen.

Wat zijn de nieuwe paden?

Aan de andere kant is het gebruikelijk om de uitdrukking nieuwe manieren van evangelisatie te verstaan als synoniem voor de bevordering van de wijdingen van viri probati. Ik ben het er helemaal mee eens dat we “nieuwe wegen” voor de evangelisatie moeten zoeken. Maar misschien zijn we het er niet over eens waarin die nieuwheid bestaat. Ik denk dat een van de pastorale problemen in verschillende delen van Latijns-Amerika, en met name in het Amazonegebied, het blijven hameren op de “oude manieren” is. Er is een groot conservatisme in verschillende Kerken en kerkelijke structuren. Ik verwijs niet alleen naar de preconciliaire traditionalisten, maar ook naar de pastorale lijnen, die hun oorsprong vinden in 1968 en in het decennium 1970-1980. Voor sommigen was de enige continentale bijeenkomst van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Medellín, waarbij de rijkdom en de reflectie van Puebla, Santo Domingo en Aparecida werden genegeerd, met name wat betreft het probleem van de dialoog met de cultuur, de evangelisatie en het missiewerk.

Pater Lasarte ziet vanuit pastoraal oogpunt drie soorten “alzheimer” die van invloed zijn op de steriliteit van de evangelisatie in de Amazone.

Culturele antropologie

In 1971 schreef een groep van 12 antropologen de beroemde Verklaring van Barbados, waarin stond dat het Goede Nieuws van Jezus slecht nieuws was voor inheemse volkeren. Uit deze provocatie is ongetwijfeld een vruchtbare dialoog ontstaan tussen antropologen en missionarissen uit verschillende delen van de wereld, die elkaar hebben verrijkt. Maar op andere plaatsen vielen ze in zelfcensuur en verloren ze de “vreugde van het evangeliseren” (EG 1-13). Ik herinner me gevallen van nonnen die besloten om Jezus Christus niet meer te verkondigen, noch aan catechese te doen, “uit respect voor de inheemse cultuur”. Ze zouden zich beperken tot het geven van getuigenis en tot dienstwerk.

Twintig jaar later, toen de evangelische groepen bij de inheemse gemeenschappen waren aangekomen, vroegen deze zusters de priester van de missie of het niet gepast zou zijn om nu ook over Jezus te spreken. Het antwoord van de priester was: “Het werd tijd, lieve zusters, om iets over Jezus te zeggen”.

Soms is de nadruk op het getuigenis van dien aard dat deze de verkondiging vervangt. In dit verband zegt Paulus VI in het basisdocument over de evangelisatie Evangelii nuntiandi nr. 22: “Toch blijft dat onvoldoende, want zelfs het mooiste getuigenis zal op den duur krachteloos blijken als het niet wordt toegelicht en verantwoord - Petrus noemde dat ‘rekenschap geven van de hoop die in u leeft’ (1 Petr 3, 15) - en als het niet expliciet gemaakt wordt door een heldere en ondubbelzinnige verkondiging van de Heer Jezus. De Blijde Boodschap, verkondigd door het getuigenis van het leven, zal dus vroeg of laat verkondigd moeten worden door een woord van leven. Er is geen sprake van echte evangelisatie als de naam, het onderricht, het leven, de beloften, het mysterie van Jezus van Nazaret, de Zoon van God, niet worden verkondigd”.

Sociaal moralisme

Op meer dan één plaats heb ik vergelijkbare uitlatingen gehoord van pastorale werkers die zeiden: “Wanneer mensen diensten nodig hebben, komen ze naar ons (de katholieke Kerk), maar wanneer ze zin in hun leven zoeken, gaan ze naar anderen (evangelicals, enz.)”. Het is duidelijk dat de Kerk, die een “Samaritaanse Kerk” wil zijn, vergeten is een “Magdalena-Kerk” te zijn, ofwel een Kerk die diensten verleent, maar niet de vreugde van de verrijzenis van de Heer verkondigt.

De sociale betrokkenheid van de Kerk, in de evangelische optie voor de armsten, was en is een enorme rijkdom, die tot uiting komt in vele initiatieven ten behoeve van de gezondheidszorg, het onderwijs, de verdediging van de mensenrechten, de verdediging van inheems land, de sociale organisatie van gemeenschappen, productiecoöperaties, enz.

Deze inzet voor de waardigheid van de persoon was en is zonder twijfel een constitutief aspect van het evangelisatieproces, die de diaconale dimensie van de Kerk uitdrukt. Een dergelijk engagement is niet alleen een rijkdom geweest voor de Latijns-Amerikaanse Kerk, maar ook voor de universele Kerk.

Het probleem doet zich voor wanneer dit soort activiteiten de rest van het leven en de dynamiek van de Kerk opslorpen en de andere dimensies in de schaduw zetten, het zwijgen opleggen of als vanzelfsprekend beschouwen: kerygmatisch, catechetisch, liturgisch, koinonia. We zitten in een onopgeloste spanning tussen Marta en Maria.

Zelfs de prediking heeft zich soms, in vele contexten, al te zeer gericht op sociale kwesties die te maken hebben met engagement, transformatie en sociale bevrijding; op de problemen van het onrecht in de wereld, op structurele zonden, enz.: elementen die deel uitmaken van de boodschap van de evangelisatie, maar die op eenvoudige mensen zo zijn overgebracht, dat ze weinig of niets zeggen over hun nare droom, de ziekte van hun zoon, hun specifieke familieprobleem… Deze prediking, die sterk gekenmerkt wordt door “sociaal moralisme”, met thema’s en een dynamiek die soms zwaar beladen zijn met ideologie en sociologisch reductionisme, heeft de vezels van het hart van de bevolking niet kunnen raken.

De Maagd Maria zelf zorgt voor haar kinderen en raakt het hart van het volk aan, niet door grote overpeinzingen, maar door de eenvoudige vroomheid van het volk: rijk, eenvoudig, direct, vol affectie, goed aangevoeld door de “geringsten”. Het is voldoende te herinneren aan de grote devotie in de Amazone tot de Maagd van Nazareth, toen in oktober, in Belém de Pará, ongeveer twee miljoen pelgrims de processie van de “Cirio de Nazareth” vergezelden.

De enorme bloeding van de katholieken in de Latijns-Amerikaanse Kerk naar de constellatie van de evangelische en nieuwe pinkstergemeenten is ongetwijfeld te wijten aan verschillende factoren, dus men kan niet simplistisch zijn. Maar het ontbreken van een veel “religieuzer” en minder “sociologische” pastoraal heeft zeker een grote invloed gehad op de emigratie naar de evangelische kerken en de nieuwe religieuze bewegingen, waar zij in het Woord, in een broederlijk en warm onthaal, in een voortdurende aanwezigheid, in een sterk gevoel van saamhorigheid, een “betekenis” en een begeleiding voor hun leven vinden.

Naar mijn mening is dit een van de theologisch-pastorale zonden van de moeilijkste bekering, waarin het moeilijk is om bepaalde onevenwichtigheden en radicaliseringen te herkennen die ons pastoraal werk steriel hebben gemaakt en een geestelijke ontbossing hebben veroorzaakt. Er is een soort ondoordringbare defensieve houding in ideologische bunkers. Het gaat op dezelfde voet verder.

Ik heb een diocees bezocht waar aan het begin van de jaren tachtig 95 procent van de bevolking katholiek was, nu is dat 20 procent. Ik herinner me de opmerking van een van de Europese missionarissen die de regio systematisch “ontevangeliseerd” heeft: “Wij zijn niet voor bijgeloof, maar voor menselijke waardigheid”.

Op sommige plaatsen is de Kerk een grote dienstverlener geworden (gezondheidszorg, onderwijs, ontwikkeling, verdediging...), maar weinig op de weg van de moeder van het geloof.

Ik bezocht een gemeenschap van mijn congregatie die onder de inheemse bevolking werkt. Na jaren te hebben gewerkt in het onderwijs, in de legalisatie van het land, in de verdediging van de rivieren tegen de mijnbouwbedrijven, in de herwaardering van de traditionele culturele elementen, laten sommige leiders van de inheemse gemeenschappen hen niet toe om hun grondgebied te betreden, omdat ze nu evangelisch zijn. Er is al veel gedaan, maar er zijn geen processen geweest om de rijkdom en schoonheid van ons katholieke geloof te delen, noch een rijke verkondiging van het Woord en de vorming van pastorale werkers.

Secularisme

Een derde “alzheimer” is secularisme. Het is ongetwijfeld een wereldwijde uitdaging. Latijns-Amerika is vanwege zijn geografische ligging gevoeliger voor invloed dan West-Europa. De geseculariseerde stedelijke cultuur oefent ook invloed uit buiten de stadsgrenzen: deze uitdagingen zijn op de een of andere manier normaal voor het hele leven van de Kerk en voor alle breedtegraden.

Maar het grootste probleem ligt niet in de culturele druk van de dominante omgeving, maar in het feit dat een Kerk zichzelf seculariseert, wanneer haar herders zich de dynamiek van een geseculariseerde mentaliteit eigen maken: de afwezigheid of een zeer schuchtere manifestatie van het geloof die bijna om vergeving vraagt.

De gevolgen van deze pastorale keuzes of invloeden komen ongetwijfeld tot uiting in de steriliteit voor roepingen of in het gebrek aan doorzettingsvermogen op de ingeslagen weg, door het ontbreken van een diepgaande motivatie. Niemand laat alles achter om een sociaal animator te zijn, niemand geeft zijn leven aan een “mening”; niemand biedt het absolute van zijn leven aan iets relatief, maar alleen aan het Absolute van God. Wanneer deze theologische en religieuze dimensie niet duidelijk, helder en levendig in de missie is, zullen er nooit opties zijn voor evangelisch radicalisme, wat een aanwijzing is dat de evangelisatie de ziel van een christelijke gemeenschap heeft geraakt.

Een christelijke gemeenschap die geen priesterlijke en religieuze roepingen genereert, is een gemeenschap die door een geestelijke ziekte is getroffen. We kunnen viri probati wijden en nog meer, maar de fundamentele problemen zullen blijven: een evangelisatie zonder het Evangelie, een christendom zonder Christus, een spiritualiteit zonder de Heilige Geest.

Een horizontale visie op de overheersende cultuur, waarin God afwezig is, of herleid tot bepaalde symbolische, culturele of morele concepten, is logischerwijs niet mogelijk om de vruchtbare geestelijke en pastorale waarde van het celibaat van de priesters als een kostbaar geschenk van God en van de totale en sublieme liefde en dienstbaarheid aan de Kerk en aan de mensheid te waarderen.

Authentieke priesterlijke roepingen zullen alleen bestaan als er een authentieke, veeleisende, vrije en persoonlijke relatie met de persoon van Christus tot stand komt. Misschien is het erg simplistisch, maar naar mijn mening is de “nieuwe weg” naar de evangelisatie van het Amazonegebied de nieuwheid van Christus.

Voorstel voor nieuwe routes:

Acht groeipaden voor nieuwe manieren van evangelisatie worden hier gepresenteerd. Op zichzelf bevatten ze niets nieuws. Het zijn de gebruikelijke, maar met het verlangen dat ze echt gevormd worden door een nieuwe vurigheid.

De eerste en belangrijkste is de integrale evangelisatie: net zoals we spreken over integrale ecologie, moeten we rekening houden met de integrale evangelisatie. Waar alle pastorale aspecten van de missie op een harmonieuze en evenwichtige manier aanwezig zijn, waar alles met alles te maken heeft: kerygma (de vreugdevolle verkondiging van Jezus Christus), catechese (niet als indoctrinatie, maar als een geduldig catechumenisch proces waarin het evangelie verweven is met het leven en de cultuur van de Amazone); diaconie (talloze diensten als uitdrukking van een creatieve en geëngageerde liefdadigheid die voortkomt uit het geloof); koinonia (de schepping van broederlijke gemeenschappen rond het geloof en het Woord), liturgie (een gemeenschap die vreugdevol haar geloof viert). Zonder processen van integrale evangelisatie zullen er niet alleen geen roepingen komen, maar ook geen christenen, of tenminste geen katholieken.

Een rijk catechumenaat: De ervaring in sommige delen van de wereld en in het Amazonegebied heeft de effectiviteit van het catechumenaat als een plaats van incarnatie van het geloof in de rijkdom van zijn cultureel erfgoed aangetoond. Anders wordt het geloof, voor zover het alleen gesacramentaliseerd en niet geëvangeliseerd is, een oppervlakkige vernis in het leven van de gelovige die zich niet bekeert, een geloof dat niet doordringt of het bestaan verandert. Een geduldig, gemeenschappelijk proces dat gepaard gaat met geloof is een weg van authentieke vernieuwing. Het is een trage weg, niet luidruchtig, maar vruchtbaar en duurzaam.

Een kerk die creatief bedienend is, die op creatieve wijze bedieningen in gemeenschappen bevordert en leidt: bedieningen geworteld in de doopbelofte, voor mannen, vrouwen, jongeren, voor verschillende omstandigheden en pastorale gebieden. Een rijke en vruchtbare gemeenschap van deze gewijde of lekenbedieningen: permanente diakens, lectoren, verkondigers, ceremoniemeesters, verhalenvertellers, uitleggers van het Woord, exorcisten, bedienaren van de hoop (begrafenissen), catechisten, jeugdleiders, missionarissen, dienaren van de armen, enz.

Alleen door deze pastorale en kerkelijke dynamiek te beleven is het mogelijk om na te denken over andere stappen in de bediening, zoals de studie van een eventuele priesterwijding van een van haar bedienaren.

Georganiseerde politieke participatie van de katholieke leken in de regionale en nationale politiek, in het bijzonder met betrekking tot de inheemse gebieden en de bescherming van het milieu.

Het pastorale voorstel van kleine christelijke gemeenschappen, groepen of bewegingen die, in een broederlijk klimaat rond het Woord van God, de warmte en de genegenheid bieden van de christelijke broederschap, die zich bevrijdt van de anonimiteit van de stedelijke voorsteden en in veel gevallen de dynamiek en de rijkdom van de plattelandsgemeenschappen van oorsprong behoudt. Het zijn gemeenschappen van begeleiding, van geloofsgroei in het licht van het Woord en het zijn missionarissen met vreugde voor de evangelisatie.

Een gezinspastoraat dat kan begeleiden, verenigen en vormen in het geloof, want vanuit het hart van het gezin worden de meest effectieve processen van evangelisatie geboren.

Een jeugdzorg die rijk is aan voorstellen die zijn afgestemd op de verschillende milieus (landelijk, stedelijk, adolescent, jong, student, arbeider, universitair, inheems, afro, mesties, blank...), maar die sterk gericht is op het leven van de groep (jeugdverenigingen), op vrijwilligerswerk en op de geleidelijke vorming van het geloof. Een rijk roepingenpastoraat zal alleen mogelijk zijn bij een welvarend en krachtig jeugdpastoraat.

Een beslissende nadruk op lokale roepingen: geloven, vertrouwen, begeleiden, vormen, de jonge kandidaten de beste kerkelijke middelen verschaffen die men heeft.

Deze routes zijn ongetwijfeld het meest geschikt om de beste en meest authentieke manieren te vinden om de Kerk een Amazone-gezicht te geven.