Hommeles rond de Oude Kerk in Amsterdam



Er is hommeles rond de Amsterdamse Oude Kerk, meldt de Telegraaf. Eén van de grote ramen in een zijkapel zal worden vervangen door rood glas, als uitvloeisel van de tijdelijke tentoonstelling waarin de hele kerk in rood licht gedompeld is.

Volgens de Erfgoedvereniging Heemschut en de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad is dat zo’n slecht idee dat ze er zelf een rechtszaak voor hebben aangespannen. Je solt niet met een monument dat dateert uit 1306. ‘Het heldere licht hoort volgens ons echt bij de kerk,’ zegt een vertegenwoordiger. En hij citeert niemand minder dan Milan Kundera, die beschrijft ‘hoe betoverend het witte licht in de Oude Kerk schijnt.’

Een beetje verbaasd ben ik daar wel over. Want in katholieke kerken is wit licht tamelijk schaars. Ramen waren er altijd al veelkleurig glas-in-lood, met afbeeldingen van heiligen of Bijbelse scènes en boven het hoofdaltaar een rozet waardoor het morgenlicht in al zijn regenboogpracht rechtstreeks de kerk in scheen. Minstens sinds de basiliek van Saint-Denis, aan de noordkant van Parijs, belichaamde dat een bijzondere lichtmystiek – en dan zitten we diep in de Middeleeuwen.

Niet alleen de ramen getuigden van oudsher van een oer-katholieke kleurigheid. Ook de muren, pilaren en beelden waren beschilderd met een bont polychroom. In Mediterrane landen zie je er soms nog resten van op kerkmuren en een enkele keer op een heiligenbeeld. Maar ook daar verdween de verf langzamerhand van de kale steen. Misschien omdat restauratie te duur of te moeilijk was; een paar recente pogingen daartoe wekten in hun onbeholpenheid internationaal de lachlust. Misschien ook omdat kaal en sober ook daar gaandeweg oprechter, zuiverder en moderner gevonden werd. Wie nu nog wil ervaren hoe middeleeuwse kerken en kathedralen er werkelijk hebben uitgezien, is aangewezen op de neogotiek van Pierre Cuypers, waarin geen vierkante centimeter onbeschilderd is gebleven.

Ook in de Oude Kerk verdween de kleur toen ze na de ‘Alteratie’ van 1578 in protestantse handen overging. Twaalf jaar eerder was al veel ‘katholieks’ dat binnen handbereik stond of hing in de Beeldenstorm vernield. Ook door de ramen scheen voortaan het witte licht dat Kundera zo ‘betoverend’ vond.

De Italiaanse kunstenaar Giorgio Andreotta Calò heeft met zijn huidige ingreep de tijd teruggedraaid en, zo meldt de website van de kerk, het ‘Calvinistisch blauwgrijs in Katholiek Rood’ veranderd. Menigeen zal bij een kerk in het hartje van de Amsterdamse rosse buurt die kleur misschien met andere zaken associëren, maar de bedoeling lijkt goed en een kleine herinnering aan die ingreep moet in de Heilige Grafkapel nu permanent worden.

Verdedigers van de traditie, zoals de Amsterdamse Dienst Monumenten en Archeologie, spreken van een aantasting van ‘de beleving in de monumentale kapel’, alsof de oude godsdienststrijd opnieuw oplaait: nu niet onder religieuze maar onder esthetische vlag. Daarin staat de ene ‘beleving’ tegenover de andere: die van de ruim vier eeuwen oude protestantse traditie tegenover de katholieke van de tweeëneenhalve eeuw daarvoor.

Wat je er ook van vindt, wanneer de verdedigers van het witte licht zich op het jaartal 1306 beroepen, geven ze geen blijk van veel geschiedkundig besef. Maar interessanter is de vraag naar welk verleden je je eigenlijk moet richten wanneer je in de bres springt voor een historisch monument. Moet je zoveel mogelijk terug willen naar de alleroorspronkelijkste staat waarin dat ooit verkeerde? Of heeft de rest van de geschiedenis er ook nog wat voor te betekenen – en horen latere toevoegingen en veranderingen er óók bij?

Wie theologisch wil scherpslijpen, komt uit bij een aardige breinbreker. Want het is juist de katholieke traditie die de geschiedenis altijd een belangrijke plaats in haar denken gegund heeft. Niet alleen de Bijbel maar ook de historie van de kerk horen volgens haar bij de openbaring. Terwijl het protestantisme zoveel mogelijk terug wilde naar de oorspronkelijke bronnen, de enige die echt maatgevend waren. Maar zie: wie ‘katholiek’ denkt moet in de Oude Kerk de protestanten nu gelijk geven: de witte ramen en kale muren hebben zich in de geschiedenis voldoende bestaansrecht verworven om als ‘monument’ te worden verdedigd. En wie ‘protestants’ terug wil naar de oorsprong, kan niet anders dan terugverlangen naar de kleuren waarin de kerk vanaf 1306 gebaad heeft.

Kom er maar uit. De rechtbank mag zich er volgende week over uitspreken – maar ik betwijfel of die zich veel gelegen zal laten liggen aan theologische beslommeringen. Tenslotte zou het protestantse beginsel van ‘terug naar de oorsprong’ nog veel verdergaande consequenties kunnen hebben dan die van de kleur van één glas-in-loodraam. Waar was die kerk, ooit vernoemd naar de heilige Nicolaas, tenslotte anders voor bedoeld dan de katholieke eredienst? Wie heeft haar gebouwd en eeuwenlang gekoesterd? Als we wérkelijk het laatste woord willen geven aan het ‘authentieke begin’, krijgt het rk bisdom Haarlem morgen zijn Oude Kerk weer terug.

Trouw