Opnieuw meer volwassenen gedoopt in de paasnacht (België)



Straks, in de paaswake worden in ons land 239 (jong)volwassenen gedoopt. Dat zijn er tien meer dan vorig jaar.

In de plechtige paaswake, in de late avond van Stille Zaterdag (31 maart) op Pasen (zondag 1 april), worden straks in alle bisdommen van ons land samen 239 volwassen mannen en vrouwen gedoopt. Meestal ontvangen ze dan meteen ook het vormsel en gaan ze voor het eerst ter communie. Het aantal catechumenen blijft sinds 2010 stijgen: van 143 in 2010 naar 229 vorig jaar. Bovendien ontvangt tussen Pasen en Pinksteren een honderdtal volwassenen die al gedoopt waren, het vormsel. Dat het aantal bekeerlingen in ons land groeit, is een opsteker voor de katholieke Kerk in ons land.

Thuiskomen in geloof en ingroeien in de katholieke geloofsgemeenschap is vandaag niet meer vanzelfsprekend, schrijft het christelijke opinieweekblad Tertio, dat vandaag woensdag de cijfers publiceerde. Toch zijn er ook nu mensen die expliciet ‘ja’ zeggen aan God en zich laten dopen en vormen. Die catechumenen – volwassenen en jongeren vanaf 14 jaar – gaan een jaar lang of soms zelfs nog langer, een weg van zoeken en onderscheiden met ervaren begeleiders. Dat voorbereidingstraject heet het catechumenaat. Het woord is afgeleid van het Griekse 'katèchein' wat onderrichten betekent. Voor de Kerk is het catechumenaat de periode waarin ze de doopkandidaten verwelkomt in haar midden, ze begeleidt in de ontdekking van het geloof en hen uiteindelijk opneemt in haar gemeenschap. Voor de catechumenen – zij die onderricht worden – is het een tijd van thuiskomen in het christelijke geloof en van ingroeien in de geloofsgemeenschap, en dat in al haar dimensies: verkondiging, gebed, liturgie, levensstijl en gemeenschapsopbouw”

Tertio merkt terecht op dat de daling van het aantal kinderdopen niet eenduidig negatief moet worden geïnterpreteerd. Daardoor neemt het aantal ongedoopte mensen toe. En dat creëert een groep die later zelf in het leven een keuze voor de Kerk, voor het doopsel en het vormsel kan maken. Dat de groep catechumenen al enkele jaren toeneemt en dat meer volwassenen (opnieuw) aansluiten bij de Kerk, is dan niet eens zo verwonderlijk. Dat mensen in tijden van ontkerkelijking en secularisering het christelijke geloof als aantrekkingskracht ontdekken, stemt hoopvol. Voor de Kerk zijn die ‘nieuwkomers aan de Bron’ een geschenk, maar ook een opgave. Ze dagen de medegelovigen uit na te denken over hun geloof en ervan te getuigen, en sowieso is het een kunst nieuwkomers te onthalen en te integreren in de gemeenschap.