Wetenschap is juist in het christendom ontstaan



Mgr. Mutsaerts in de Volkskrant op 27-10-2017:

Richard Dawkins strijdt voor wetenschappelijk en rationeel denken en roept iedereen - vooral gelovigen - op toch vooral zelf te denken. Gelovigen doen dat volgens hem per definitie niet en zijn daarbij nog laf en lui ook. Toch nog maar even in herinnering roepen dat Thomas van Aquino een promotor was van Aristoteles, dat de devote priester Copernicus wiskundige en astronoom was, en een heliocentrisch model van het universum formuleerde en dat de monnik Gregor Mendel de overerving van eigenschappen bestudeerde en als zodanig een voorloper van Darwin was.

Newton, Kepler, Descartes en Pascal stonden aan de basis van de moderne wetenschap. Allen zijn devote gelovige christenen. En wat te denken van de 19de-eeuwse fysici Faraday, Maxwell en de grondlegger van de bigbang-theorie, de priester Lemaître? En van gelovige geleerden als C.S. Lewis en G.K. Chesterton?

De moderne wetenschappen zijn ontstaan in christelijke milieus, in christelijk Europa, juist daar waar men geloof hechtte aan een door God geschapen wereld die uit haar aard voor de rede vatbaar was en derhalve de moeite waard om onderzocht te worden. Katholicisme is - anders dan Dawkins beweert - bepaald geen vijand van de wetenschap en heeft nimmer de neiging gehad zich tegenover de wetenschap te verdedigen. Het uitgangspunt van de Kerk is altijd geweest dat, juist omdat de gehele schepping voortkomt uit de ene Schepper, er geen conflict kan zijn tussen de bijbelse geopenbaarde waarheid en de waarheid die we ontdekken met ons verstand. Wat de empirische wetenschappen ook mogen ontdekken, een conflict met het geloof levert het niet op. De zogenaamde strijd tussen wetenschap en geloof is vooral een spookgevecht.

Een van de briljantste atheïsten, Bernard Shaw, gaat lijnrecht tegen Dawkins in. Shaw vond dat hij nooit het gedachtengoed van de katholieke kerk kon delen vanwege haar extreme rationalisme. Hij heeft nog gevoel voor humor ook - 'ik ben een atheïst, en daar ben ik God dankbaar voor' - waar ik Dawkins niet op kan betrappen. Shaw had gelijk: de katholieke kerk heeft nooit gezegd dat de rede niet de geëigende manier is om de realiteit te kennen of dat iemand het recht had wat dan ook op onredelijke wijze te benaderen.

Dawkins is aanhanger van het sciëntisme: de aanname dat realiteit zich beperkt tot wat empirisch waarneembaar is. Het succes van de natuurwetenschappen (tot uiting komend in de technologie die we dagelijks tegenkomen en die het leven op veel punten een stuk aangenamer heeft gemaakt) heeft velen ervan overtuigd dat er buiten het zichtbare en meetbare niets is - alleen fantasie, bijgeloof en primitief geloof.

Materialisten als Dawkins willen er niet bij stilstaan dat er buiten het empirische nog andere dimensies van realiteit kenbaar zijn op een niet-wetenschappelijke, maar toch rationele manier. Het zijn de blinde vlekken die het sciëntisme heeft voor literatuur, filosofie, metafysica en religie.

Geloof is geen wetenschap, maar veeleer verwant aan filosofie, poëzie en literatuur. Heeft het een esthetische dimensie? Zeker. Heeft het een literaire component? Zeker. Maar het is ook drager van waarheid. Sciëntisme, dat dit alles uitsluit, sluit de rijkdom van het menselijk kennen uit. Sciëntisme spreekt zichzelf ook tegen. Zijn bewering dat wetenschap de enige manier is om toegang te krijgen tot kennis, kun je niet empirisch vaststellen. Die bewering is filosofisch van aard. En van filosofie beweert het sciëntisme nu juist dat het geen drager van waarheid is.

En dan beweert Dawkins dat het doelloze ons bestaan niet zinloos of waardeloos maakt, maar dat het een geschenk is dat we in dit toevallige heelal mogen leven. Jean-Paul Sartre en Albert Camus waren er ook van overtuigd dat God niet bestond, maar trokken daaruit wel de logische conclusie dat het bestaan leeg en zinloos is. Een atheïst kon in hun ogen niet tot een andere conclusie komen. Ze voelden een verlangen naar zin en vervulling, maar niets in deze wereld kon hun dit geven. Vandaar dat zij verklaarden dat het leven absurd is en dat vrijheid derhalve een lege huls is.

Ik ben het geenszins met Sartre en Camus eens dat God niet bestaat, maar zij volgden tenminste een heldere logica. De existentialisten zouden nooit zeggen: God bestaat niet, maar maak je niet druk, je hebt hem niet nodig.

Atheïsten zouden gelijk hebben als gelovigen God zouden zien als een onzichtbaar vriendje en religie een kwestie van onrealistisch wensdenken zou zijn. Dan zou ik ook atheïst worden. Maar onze atheïstische vrienden zitten er helemaal naast als zij menen dat het zich overgeven aan een realiteit die zich aan onze waarneming onttrekt, kinderlijk en mensonterend is. Het is een merkwaardig vooroordeel dat alleen het empirisch waarneembare voor 'realiteit' door kan gaan.