Valse Schaamte



Geen jaarlijkse gebedsdag meer in Amsterdam? De Vrouwe van alle Volkeren lijkt dit jaar zonder te moeten doen. Robert Lemm slaat alarm. "Het kon niet, het mocht niet."

De Katholieke Kerk heeft Maria altijd zeer hoog in het vaandel gedragen. Getuige daarvan zijn de geloofswaarheden of dogma's die zij ter ere van haar heeft afgekondigd: Moeder van God, Altijd Maagd, Onbevlekte Ontvangenis en Met Ziel en Lichaam ten Hemel Opgenomen. Die laatste waarheid dateert van 1950. Daarna werd pas op de plaats gemaakt. Maria mocht van alles zijn, maar nu met voorbehoud. Middelares van genaden was okay, mits men niet vergat dat haar Zoon de enige echte Middelaar is. Voorspreekster was probleemloos. Maar Medeverlosseres? We hadden toch maar één Verlosser? Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater, kon. Coredemptrix was een station te ver. Dat staat in de constitutie Lumen gentium, een van belangrijkste grondteksten van het Tweede Vaticaans Concilie uit 1964.

Reden voor de stop op de "mariologie" was de oecumene, de dialoog met de protestanten – die de Maria verering met achterdocht bekijken. Want het ideaal van het Concilie was alle christenen te verenigen: Ut Unum Sint.

Sommige bisschoppen hadden gepleit voor een dogma van Maria Middelares, Voorspreekster en Medeverlosseres. Maar het was nu, gezien de oecumene, geen tijd voor dogma's, en "het mysterie van Maria" mocht niet los worden gezien van "het grotere mysterie van Christus en zijn Kerk". Aldus Lumen gentium, hoofdstuk 8.

Verschijningen van Maria kon je nooit uitsluiten, maar ze spoorden niet met de oecumene. Dus voortaan liever niet. Bedevaarders moesten tevreden zijn met Lourdes en Fatima, of met wat latere, meer bescheiden oorden als het Belgische Banneux en Beauraing uit de jaren dertig. Maria was van lang geleden. Als Troosteres van de armen en Moeder van wezen, als Intermediair inzake genezingen en oplossingen voor allerlei moeilijkheden des levens, als Verleenster van gunsten en als Doekje voor het bloeden bleef de Maagd ononderbroken actief, en met instemming van Rome. Maar als Kerklerares en Profetes diende Zij voortaan liever haar mond te houden. Mensen die claimden dat ze haar hadden gezien en gehoord, klopten voortaan tamelijk tevergeefs aan bij de instantie die daarvoor bestemd was, de Congregatie voor de Geloofsleer. Feit bleef weliswaar dat de bisschop van het diocees waar zich een verschijning voordeed, het laatste woord had – in principe althans, volgens het kerkelijk recht -, maar sinds de instelling van de 'bisschoppenconferenties' onder het pontificaat van Johannes Paulus II werd het gebruikelijk dat voor een echte erkenning het complete episcopaat zich uitsprak.

De verschijningen van Maria als De Vrouwe van alle Volkeren te Amsterdam in de periode tussen 1945 en 1959 werden uiterst problematisch omdat het onderzoek begon als voorschot op de naderende oecumene. En na een eerste afwijzing eind jaren vijftig en een vervolgonderzoek gedurende de jaren zeventig leek een gunstige uitkomst op voorhand onmogelijk. Dat er op het laatst toch nog een deur openging, is te danken aan de bisschoppen Bomers en Punt van Haarlem in respectievelijk 1997 en 2002. Die onverwachte wending liet evenwel onverlet dat de erkenning tot stand was gekomen tegen eerdere bezwaren van Rome en buiten het instituut van de Nederlandse bisschoppenconferentie. En dat betekende dat in Nederland met name mgr. Punt alleen bleef staan, ondanks wereldwijde bijval van bisschoppen uit vooral arme landen en jaarlijkse gebedsdagen ter ere van de Amsterdamse Moeder van alle Volkeren.

De eerste tien jaar, tussen 1945 en 1955, waren de verschijningen en boodschappen van de Vrouwe van alle Volkeren alleen bekend bij een klein groepje intimi, onder wie de familie en de leidsman van de zieneres. In 1955 vindt er voor het eerst een optreden van de Maagd plaats 'in het openbaar'. Dat gebeurt in de Sint Thomaskerk aan de Rijnstraat in Amsterdam. Gedurende het lof op 31 mei, de feestdag van Maria als Koningin van het Heelal, krijgt zieneres Ida Peerdeman een boodschap in de kapel achterin, terwijl op het altaar de dienst gewoon doorgaat.. De kerk zit stampvol, met opmerkelijk veel Volendammers, en terwijl de zieneres aan een vertrouweling naast haar doorgeeft wat zij hoort, zitten de mensen achterin met de aandacht verdeeld tussen de kapel en het altaar. In de kapel hangt het schilderij van de Vrouwe van alle Volkeren. De ophef blijft niet zonder gevolgen. De pastoor eist, op instigatie van de Haarlemse bisschop, dat de afbeelding wordt verwijderd. Maar vanaf nu staat het gebeuren te Amsterdam op de kaart van de katholieke Kerk.

Vanaf nu begint er ook een proces waarin door de hoogste kerkelijke autoriteiten in Nederland geprobeerd wordt het gebeuren in de kiem te smoren. Nu is het zo dat ook bij verschijningen van vóór de oorlog lang niet alles over een leien dakje ging. Maar het lag toen anders. De zieneresjes en zienertjes van weleer – want behoudens een paar uitzonderingen, ging het om kinderen - werden aan de tand gevoeld door bisdommelijke commissies die graag voor hun eigen diocees een bedevaartsoord wilden binnenhalen. Dat was met Amsterdam niet het geval. Vanwege de oecumene wilde men koste wat kost voorkomen dat Maria verscheen. Het kon niet, het mocht niet. En bovendien: wat had de Moeder Gods in een niet katholiek land te zoeken, en nog wel in een zondige stad als Amsterdam?

Conclusie luidt dat hoezeer ook de verschijningen sinds 2002 tot authentiek en bovennatuurlijk zijn uitgeroepen, de Nederlandse bisschoppen er geen belangstelling voor toonden. Na achttien jaar vindt er voor het eerst geen jaarlijkse gebedsdag meer plaats in Amsterdam. Het moet nu in Heiloo, op Eerste Pinksterdag, 24 mei. Niemand bij Onze Lieve Vrouw ter Nood weet er nog van, en de staf van het bisdom Haarlem kijkt de andere kant op.

bron: Katholiek Nieuwsblad