Onze Lieve Vrouw van Syracuse



Na de 2e wereldoorlog heersten er in Italië grote armoede, uitzichtloosheid, sociale spanningen, werkloosheid en algemene onvrede. In de Siciliaanse stad Syracuse leefden grote massa's mensen, die niet geïnteresseerd waren in God, in het geloof en die moreel gezien losbandig leefden. In de wijk Santa Lucia, op de Viadegli Orti di San Giorgo, op nr. 11 woonde een jong echtpaar: Angelo Jannuso en zijn vrouw Antonina JannusoQuisto. Zij waren helemaal niet gelovig, maar zij vereerden de Maagd Maria wel. Als trouwgeschenk kregen zij van een familielid een schijnbaar waardeloos, 28x23 cm groot, van binnen hol, aan de buitenkant geverfd gegoten gipsbeeldje, dat op een 38x34 cm grote, zwarte glazen plaat geschroefd zat. Op de eenvoudige afbeelding ziet men de Maagd Maria, die in haar rechterhand haar rode, met vlammen omgeven hart vasthoudt, haar blik gericht in de verte.

Antonina was spoedig zwanger en voelde zich zeer gedrukt in het ouderlijk huis van haar man. Zij kreeg aanvallen van epilepsie en hevige pijnen. De doktoren schreven dit toe aan een moeilijke zwangerschap en zij moest het bed houden. Antonina neemt haar toevlucht tot gebed, waar haar man mee spot. Op zaterdagmorgen 29 augustus 1953 krijgt de vrouw een hevige krampaanval, die langer duurt dan normaal. Krimpend van pijn lag ze op bed, met haar voeten naar het hoofdeinde om de beeltenis van het Onbevlekt Hart van Maria, die aan de wand boven het bed hing, te kunnen zien. Men wil de dokter en haar man gaan roepen, maar plots werd de zieke rustig en zegt: ''De Madonna huilt". Ondertussen zijn alle pijnen verdwenen. Haar tante en schoonzuster aanschouwen ook het wonder. Daarna roept men de overige familieleden, die hetzelfde wonder aanschouwen.

Antonina waakt bij de H. Maagd en gedurende enkele uren aanschouwt zij het wonder, terwijl zij de overvloedige tranen van de H. Maagd eerst met een zakdoek en daarna met watten afwist. Men besluit de politie te waarschuwen. Er is spotlust onder deze mannen, toch moeten zij vaststellen, dat de Madonna weent. Als haar man thuiskomt, is het huis al vol met mensen. De politie neemt tenslotte de Madonna mee in een jeep, die nat wordt van de tranen. Onze lieve Moeder had bijna een hele dag geweend. Op het bureau houdt Maria op met wenen. Men weet niet wat men daar met het beeldje moet beginnen en men geeft het weer terug aan Angelo. Deze sluipt als het ware met het beeldje naar huis, alsof het om een vergrijp gaat. Angstig voor de menigte legt hij het beeldje op een kussen. Maria bleef voortwenen.

De volgende ochtend in alle vroegte wacht de menigte, voor no. 11 in de Via degli Orti di St. Giorgio. Menige toeschouwer bracht daar zelfs de nacht door. De politiecommissaris Nic. Samperisi gaat er heen om het geschreeuw van de massa in te tomen. Hij gaat zelf naar binnen en ook hij ziet het beeldje, dat op het bed ligt, wenen. De menigte op straat schreeuwde hun ongeduld uit en men zet het beeldje op een tafeltje, zodat allen erlangs kunnen gaan om het mirakel waar te nemen. Onder hen was kapelaan Vincenzo Sapio, die als eerste priester het wonder aanschouwde. Hij behoorde tot de orde der "Dienaars van Maria". Het nieuws verspreidde zich over het hele eiland. Het publiek was niet tevreden en bleef schreeuwen. Toen besloot men het beeldje op de gevel van het huis daartegenover aan te brengen, dit huis bezat een tuintje beschermd door een muur. Het is het huis van prof. Lucea. Nu is het volk tevreden. Men begint luidop de rozenkrans te bidden en gunsten af te smeken.

op dinsdag I september om II uur, hield de Madonna op met wenen. Men had de tranen opgevangen voor een wetenschappelijk onderzoek en ook het beeldje werd onderzocht. De tranen waren menselijke tranen; dit werd schriftelijk bevestigd en door vier doktoren ondertekend. Ook de pastoor is getuige en liet de doktoren op het Evangelie de eed afleggen. Het wonder werd waargenomen door duizenden personen uit alle rangen en standen. De H. Maagd had gedurende vier dagen geweend met kleine tussenpozen. De met tranen doordrenkte proppen watten werden overal heen gestuurd en verrichtten wonderen o.a. in Spanje. De H. Maagd weent, omdat de wereld niet bidt. De mens kan niet meer bidden, omdat de hoogmoed hem beheerst. Hij richt zich niet meer tot God. Hij roept de Heilige Geest niet meer aan. Hij heeft alleen nog vertrouwen in de menselijke wetenschap en gelooft niet meer in God. Deze verschijning werd door Pius XII meteen erkend. Het is veelzeggend, dat het wonder van Syracuse gebeurd is, enkele dagen voordat de Paus op 8 september 1953 de Encycliek "Fulgens

bron: marypages.com