■ website pastoor Mennen ■ De katholieke Kerk heeft een heldere en een onderling zeer samenhangende leer die niet vandaag of gisteren is uitgevonden maar die vanaf de apostelen tweeduizend jaar lang is doorgegeven en die zich organisch heeft ontwikkeld in een voortdurende strijd om de waarheid. Immers al vanaf de apostolische tijd werd de geopenbaarde waarheid aangevochten en werd de Kerk gedwongen na te denken over wat het overgeleverde geloof was en dat geloof helder en duidelijk in vaststaande theologische begrippen te formuleren om zich te weren tegen de leugen.
De waarheid is nooit bang van helderheid en duidelijkheid. Het is de leugen die zich probeert te verbergen achter onheldere compromissen. Zo is in de vierde eeuw als gevolg van de christologische strijd, waarin ketterijen het geloof trachtten te versimpelen, ons credo geformuleerd: “geboren niet geschapen, één in wezen (consubstantialis) met Vader, en door wie alles geschapen is”. Voor iedereen duidelijk genoeg, maar niet voor sommige moderne theologen die uiteraard beweren dat de term “consubstantialis” voor de moderne mens onbegrijpelijk is, omdat het woord “substantie” uit een totaal ander filosofisch systeem stamt dan ons denken en zij proberen dan iets anders te verzinnen om het geloof rond Jezus uit te drukken, wat altijd neerkomt op iets vagers. Dat woord “substantie” komt nog een keer terug, als het gaat over de verklaring van wat de eucharistie is in de strijd met de reformatie. De reformatie huldigt al naargelang de persoon van de hervormer diverse opvattingen over de eucharistie die die één ding gemeenschappelijk hebben dat ze namelijk geen van alle aansluiten bij de traditionele leer, ook niet bij de leer van de kerkvaders. Het Concilie van Trente zegt dan dat wat bij de eucharistie gebeurt, het beste kan worden aangeduid met het woord “transsubstantiatie”. Dan wordt bedoeld dat de substantie (de wezenheid) van brood veranderd wordt in het lichaam van Christus terwijl de accidenten (de uiterlijke kenmerken) blijven bestaan. Ook hier hebben we weer het gezeur van theologen dat de moderne mens dit niet begrijpt. Dat is onzin. Dat is aan de moderne mens, die hoog ontwikkeld is, best uit te leggen, zoals het trouwens aan mij als kind al uit te leggen was. De andere theorieën die men de laatste decennia verzonnen heeft om “transsubstantiatie” te vervangen, doen allemaal afbreuk aan de volheid van het mysterie en bevatten allemaal een zekere vaagheid die eerder in protestantse richting gaat. Ook hier is de helderheid de vijand van de leugen en de vaagheid de vijand van de waarheid.
Eenzelfde onbehaaglijk gevoel van vaagheid bekruipt me als de opiniebijdrage van Jos Moons s.j. lees in het Nederlands Dagblad van 31 juli. Hij vindt dat de katholieke Kerk het begrip “genderideologie” niet meer zou mogen gebruiken. Hij vindt weliswaar al “die mogelijkheden – lesbisch, homo, biseksueel, transgender – het leven wel ingewikkeld maken”. Het is dan verleidelijk te vereenvoudigen tot “Man en vrouw schiep Hij hen, en verder niet”, schrijft hij. Ja, inderdaad, zo eenvoudig en simpel is de boodschap van de Bijbel en dus ook van de Kerk en al wat je daar met begripvolle en ‘pastoraal’ klinkende woorden aan af doet, is onwaarheid, een product van de “Leugenaar vanaf het begin”. Blijkbaar moeten we volgens pater Moonen groeien in begrip en daar helpen bepaalde woorden niet bij en zo’n woord is “ideologie”. Het heeft volgens hem de bijklank van “eenzijdigheid, absoluutheid en drammerigheid”. En daar heeft de pater gelijk in. Als we op het ogenblik iets drammerigs in de wereld hebben dat met niets ontziende absoluutheid verkondigd wordt, dan zijn het wel de opvattingen rond gender. Een echte ideologie die niet gebaseerd is op de scheppingsorde of welke andere basis in de zijnsorde maar alleen maar op de gevoelens en neigingen van een kleine groep mensen die door de serieuze wetenschap van vóór de jaren zestig tot de pathologieën gerekend werden. Volgens pater Moons mogen we als katholieken niet spreken over ideologie omdat we zelf boter op ons hoofd hebben. Het verzet tegen het modernisme binnen de Kerk was naar zijn mening een ideologie. Hij beweert dus, dat als de Kerk opkomt voor de waarheid van het overgeleverde geloof, zij ideologisch bezig is. Daarmee wordt de christologische strijd in de vierde eeuw en de contrareformatie ook als ideologie bestempeld.