■ KN ■ Nederlanders zijn net als in de tijd van St.-Willibrord “tamelijk halsstarrig en voor het Evangelie weinig toegankelijk”. Dat zei kardinaal Wim Eijk woensdag tijdens een impulsdag voor roepingen in Utrecht.
De aartsbisschop van Utrecht sprak tijdens de eerste landelijke bijeenkomst georganiseerd door het Interdiocesaan Roepingenoverleg (IRO) in samenwerking met de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR). Die vond plaats op het Hoogfeest van St.-Willibrord, een van de belangrijkste geloofsverkondigers van ons land.
In een preek vergeleek Eijk de huidige geloofssituatie met de toestand zoals Willibrord en zijn gezellen die eind zevende eeuw aantroffen. “Want we waren toen al een tamelijk halsstarrig en voor het Evangelie weinig toegankelijk volkje”, aldus de kardinaal.
Hij ging in op de “diepe geloofscrisis die de Kerk sinds de jaren zestig van de vorige eeuw doormaakt”. Daardoor zijn er nog maar weinig roepingen tot het priesterschap, het diaconaat en het religieuze leven.
“Deze geloofscrisis was grotendeels het gevolg van de tweede factor: de huidige gesloten, hyper-individualistische en door en door seculiere cultuur waarin iedereen denkt zijn eigen religie en ethische waarden te bepalen. Alhoewel, men laat zich daarbij in feite – zonder zich daarvan bewust te zijn – leiden door de publieke opinie, de massa media en de sociale media. Wee je gebeente, als je daarvan af durft wijken, bijvoorbeeld door openlijk katholiek te zijn.” Het is een cultuur, aldus Eijk, “die helaas ook in de Kerk is binnengedrongen”.
Als derde factor noemt hij ook “de schandalen betreffende hoge en lage geestelijken die in de laatste jaren naar buiten komen. Dit is niet bevorderlijk voor een gezond roepingenklimaat. De menselijke kant van de Kerk laat het helaas vaak afweten.”
Deze monniken hadden als ideaal letterlijk te leven zoals Jezus en zoals de apostelen rondtrekkend te evangeliseren. “Ze wilden uitdrukkelijk evenals Jezus en de apostelen een ‘peregrinus’ zijn, een Latijns woord voor ‘vreemdeling’. (…) En maar al te vaak werden ze als ongewenste vreemdelingen bejegend en verdreven van de kloosters die ze stichtten ter ondersteuning van de missionering. Maar Willibrord, zijn gezellen en hun opvolgers hielden vol. En in de loop van enkele eeuwen wisten ze van ons land het christelijke land te maken dat het sindsdien tot ruim een halve eeuw geleden ook is gebleven.”
Wat kunnen wij van hen leren? Om ons evenals Jezus en de apostelen en evenals Willibrord en de zijnen te wagen in een kille seculiere samenleving, die maar ons als rare vreemdelingen beschouwt. En dat zonder de beschutting van de grote christelijke structuren die Willibrord en zijn gezellen nog niet hadden en wij thans grotendeels kwijtgeraakt zijn.
Eijk riep naast gebed om roepingen ook op te streven naar “zuiverheid in de Kerk, waardoor deze een veilige huis van God op aarde wordt waar we het Evangelie geloofwaardig kunnen verkondigen.”