Terecht scherpe kritiek op "Manifest Gelovigen nemen het woord"



eindelijk eens verstandige praat!

Naar sterkere centrumkerken met minder priesters

Marcel Gielis en Frans Van Looveren laten geen spaander heel van het manifest Gelovigen nemen het woord. Ze hebben het opmerkelijk over ‘lekenklerikalisme’ en hekelen het theologische en liturgische dilettantisme.

Het manifest Gelovigen nemen het woord biedt weinig perspectief op een oplossing van de crisis die de kerk doormaakt, integendeel. Het lijkt wel ‘progressief’, maar bestendigt in werkelijkheid fundamenteel de bestaande problematische toestand van de liturgie in de kerk. Het heeft overigens een duidelijk déjà vu gehalte van enkele tientallen jaren oud. Meer nog, we krijgen de indruk dat de kerkcrisis wordt gebruikt om er een uiterst betwistbare visie op het ambt door te drukken: eigenlijk mag er volgens het manifest geen kerkelijke hiërarchie zijn. De oplossing daarentegen, die tegelijkertijd theologisch, pastoraal en cultureel verantwoord is, bestaat erin prioritair het aantal parochies fors terug te schroeven, door sluiting van kerken en allerlei fusies te komen tot meer levenskrachtige gemeenschappen met minder priesters.

Het verlangen van de gelovigen naar voorgangers voor de liturgie is legitiem. Wat zien we echter in werkelijkheid? Waar leken aan het roer staan van een parochie of een federatie van parochies, wordt het de beschikbare (gepensioneerde) priesters niet zelden verboden om voor te gaan, wat ingaat tegen elk redelijk verlangen van de gemeenschap naar een eucharistieviering. We kunnen hier spreken van een autoritair ‘lekenklerikalisme’. En het argument dat we ons op deze manier moeten voorbereiden op een kerk zonder priesters, is lachwekkend. Dan kan je, zoals de emeritus hulpbisschop Joseph Lescrauwaet van Haarlem ooit zei, evengoed aan de wat oudere gehuwden vertellen dat ze best apart gaan slapen om zich voor te bereiden op de tijd dat een van hen er niet meer zal zijn. Bovendien: over kwaliteit van de lekenliturgie is het ook zeer dikwijls huilen met de pet op. In de praktijk zijn lekenvoorgangers in de liturgie – helaas – veelal grotere leken in het vak dan de meeste priesters. De banalisering van liturgie en verkondiging is een van de factoren die de kerken reeds veel te veel hebben doen leeglopen. En van de weeromstuit is het niet mogelijk om goede liturgie te brengen in een lege kerk.

Het is maar de vraag of de oplossing erin bestaat het voorgangersambt in de eucharistie toe te vertrouwen aan leken. Niet alleen is dit theologische nonsens, die totaal indruist tegen de visie van Vaticanum II op het ambt. Elke selectieve lezing van de constitutie over de kerk moet worden vermeden: niet alleen het hoofdstuk over het Godsvolk, maar ook over de hiërarchische ordening van de kerk zijn belangrijk. Vanuit pastoraal oogpunt dringt zich wel een herstructurering van de parochies op. De leegloop van de kerken in het geseculariseerde Vlaanderen maakt het bestaande parochies dikwijls onmogelijk om, bij gebrek aan voldoende vitale creatieve krachten en voldoende aanwezigen, kwaliteitsvolle liturgie te vieren. Waar het nog enigszins mogelijk is, merken we veelal een structurele zwakte op: neem er enkele actieve en competente mensen weg, en het liturgische leven stort ook daar ineen.

Willen we kwaliteit leveren, dan moeten we streven naar centrumkerken met meer geëngageerde aanwezigen, die een veel ruimer gebied bedienen dan de huidige parochiekerken. Deze werkwijze zou trouwens niet nieuw zijn; in de loop van de geschiedenis is dat nog het geval geweest. Het is pas vanaf de 19de eeuw dat elke lokale woonkern meteen een parochie werd. Dat is niet langer houdbaar en vanuit liturgisch oogpunt ook niet langer wenselijk. En met minder kerken kunnen we niet alleen het probleem van beschikbare priesters, maar ook van beschikbare competente organisten, koren, zangleiders, enzovoort verzachten. Het recruteringsgebied voor al deze functies wordt groter en de kansen op kwaliteit stijgen. De verplaatsingen naar de verder afgelegen centrumkerk kan een probleem worden voor oudere en bejaarde mensen. Het ‘woon-kerkverkeer’ wordt dan een zaak van onderlinge dienstbaarheid, zoals Stijn Van den Bossche opmerkt in zijn degelijk recent artikel in Tertio nr. 615. Overigens is de dienstverlening van het openbaar vervoer bij De Lijn er de jongste jaren beduidend op vooruitgegaan – ook op het platteland – en daar kunnen de centrumkerken hun voordeel uit halen.

Is het probleem daarmee helemaal opgelost? We moeten ook aan de verdere toekomst denken. In alle geval is het verkeerd om het specifieke ambt zomaar te schrappen. De visie op het ambt mag niet gebaseerd zijn op eigen smaak en verlangen. Rome zal dat trouwens onder geen enkel beding ernstig nemen. De visie moet uitgaan van het gegeven van Bijbel en traditie; dat is de enige uitweg. Van Rome mag in dit kader wel worden verwacht dat het de vraag naar een priesterschap voor gehuwde mannen (de ‘viri probati’) naast een celibatair priesterschap ernstig neemt. Bovendien moet er ruimte komen voor vrouwelijke diakens, maar dan niet als opstapje naar een vrouwelijk priesterschap; dat laatste is, gezien vanuit Bijbel en traditie, niet mogelijk. En een correcte visie op het ambt heeft niets te maken met gelijke kansen. In dit opzicht is deze thematiek gewoon irrelevant.

Laat ons beginnen met een herstructurering van de parochies. De lege kerken zijn nog een acuter probleem dan het priestertekort. En laat ons prioritair ook maar inzetten op een veel sterkere theologische, liturgische en kerkmuzikale vorming voor iedereen die een verantwoordelijke rol op zich neemt in de liturgie. Het theologische en liturgische dilettantisme is dodelijk voor de kwaliteit van wat er in de kerken gebeurt. Ook als de actoren duidelijk blijk geven van goede bedoelingen.

Marcel Gielis is docent aan de Faculteit Katholieke Theologie van de universiteit Tilburg.

Frans Van Looveren is cantor van de Sint-Norbertuskerk in Antwerpen.


bron: RK NieuwsNet