Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor de stelling dat het celibaat dé verklarende factor is voor de mate waarin binnen de Rooms-Katholieke Kerk seksueel misbruik voorkomt. Dat concludeert de onderzoekscommissie naar seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk vandaag in haar eindrapport.
De stelling zou impliceren dat seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk opmerkelijk meer voorkomt dan in vergelijkbare andere contexten (niet-RK-instellingen). Dat blijkt echter niet uit de resultaten van de survey die TNS NIPO op verzoek van de onderzoekscommissie uitvoerde.
Hoewel er dus geen wetenschappelijke onderbouwing voor de stelling bestaat dat het celibaat dé verklarende factor is, mag volgens de commissie evenmin worden geconcludeerd dat er daarom geen verband bestaat tussen celibaat en seksueel misbruik. Ze wijst hierbij op uitkomsten van haar archiefonderzoek en van door haar gevoerde gesprekken.
Binnen de Rooms-Katholieke Kerk bestaat de juridische koppeling tussen het priesterambt en de verplichting tot celibatair leven. Deskundigen in de geestelijke gezondheidszorg onderstrepen dat deze celibaatsverplichting het kerkelijk kader kwetsbaar kan maken voor diverse vormen van grensoverschrijdend gedrag.
De commissie voegt er nog aan toe dat velen die – vaak op twaalf- of dertienjarige leeftijd – zich geroepen voelden tot het priesterschap, toen niet beseften wat de verplichting tot het celibaat voor hen persoonlijk inhield. Uit de casuïstiek maakt de commissie op dat dit met name tot de jaren zestig in een aantal gevallen geleid heeft tot ‘noodseksualiteit’, waarbij na verloop van tijd uittreding en een huwelijk volgden. De commissie houdt het dan ook niet voor onmogelijk dat de problemen als waarvan sprake is in haar onderzoek, zich niet of in mindere mate zouden hebben voorgedaan indien sprake zou zijn geweest van een vrijwillig celibaat.
bron: Katholiek Nederland