Broeders en zusters,
De kwestie Obdam heeft de afgelopen week veel beroering veroorzaakt. Tot mijn verbazing is er een hele mediahype uit voortgekomen. U heeft er recht op om van mij hierover een persoonlijk woord te horen. De parochie had het internationaal persagentschap ‘Associated Press’ toestemming gegeven om opnames te maken van de zgn. ‘Oranjemis’ op zondag 11 juli j.l. in de parochiekerk van Obdam. De beelden hiervan hebben zowel in binnen- als buitenland grote ophef veroorzaakt. Mijn disciplinaire reactie heeft felle protesten, maar ook adhesie opgeroepen. Door alle emotie begrijpen velen niet goed meer wat er precies aan de hand is, vandaar deze brief.
De tijdelijke schorsing die ik pastoor Vlaar heb opgelegd (hij is niet uit zijn ambt gezet, zoals hier en daar beweerd wordt), heeft uiteraard tot solidariteitsacties van de parochianen geleid. Ik heb daar alle begrip voor. Mensen nemen het spontaan op voor hun pastoor, die zij kennen als een ijverig priester met hart voor de mensen. Zo ken ik hem ook. In het schorsingbericht heb ik dan ook geschreven dat de waardering voor zijn pastorale ijver en inzet niet ter discussie staat.
Maar daar gaat het hier ook niet om. Hier is de heiligheid van de eucharistie in het geding.
Al eerder heb ik de pastoor gewaarschuwd de viering van de eucharistie niet te vermengen met profane zaken en hij heeft beloofd zich daaraan te zullen houden.
Natuurlijk kan ik mij voorstellen dat een parochie het ‘Oranjegevoel’ gebruikt om ook in de eigen gemeenschap saamhorigheid te beleven. Een evenement op het kerkplein of in de parochiezaal is geen probleem. Een oranje vlag in de kerk ook niet. Het inspelen op de actualiteit in preek of voorbede evenmin. Ook zelf heb ik meerdere keren evenementen (een wielerwedstrijd, autoraces, zeiltocht) gebruikt als platform om de Blijde Boodschap uit te dragen. Maar een eucharistieviering ondergeschikt maken aan voetbal gaat te ver en is een profanisatie van wat de kerk heilig is. Want het gaat niet alleen om een oranje kazuifel.
In Obdam stond er ook een goal op het altaar. De mis begon met een fluitsignaal en een aftrap, de schuldbelijdenis ging over een scheidsrechter en het evangelie was vervangen door een ode op het oranjegevoel. Een aantal centrale teksten waren herschreven in voetbaltermen en bij het communie-uitreiken werden profane liederen zongen. Dan wordt God in plaats van hoofdzaak, bijzaak en dat kan niet de bedoeling zijn. De pastoor ziet zelf ook in dat hij zich wellicht teveel heeft laten leiden door menselijk opzicht. Eerlijk gezegd heeft het mij zeer verbaasd en teleurgesteld dat de gelovigen niet spontaan aanvoelen dat zoiets te ver gaat.
Ik denk dat we hier te maken hebben met een breder fenomeen, dat Obdam overstijgt.
Het klinkt misschien hard, maar het tekent voor mij hoezeer het besef van Gods aanwezigheid in de eredienst, de eerbied dus voor het heilige, in onze Nederlandse katholieke kerk is verzwakt. We lijken niet veel verder meer te komen dan gevoelens van ‘gezellig en leuk’. Onze Kerk is in een dubbele crisis. Een morele crisis, waarvan het kindermisbruik in het verleden het zwaarste weegt, en waarvan we ons oprecht proberen te zuiveren. Hier zijn inmiddels al forse maatregelen in genomen.
Maar er is ook sprake van een geloofscrisis, die het zicht op wezenlijke geloofswaarheden vertroebelt. De werkelijke Aanwezigheid van de verrezen Heer in heel zijn goddelijke Majesteit in de heilige Eucharistie en Communie is hier één van. Alle eredienst moet gericht zijn op de aanbidding van Hem en de vereniging met Hem, en door Hem ook met elkaar. Daaruit putten wij kracht en leven.
Ik denk dat wij hierbij een voorbeeld kunnen nemen aan anderen. In alle orthodoxe en oriëntaalse christelijke kerken is de eerbied voor dit verheven mysterie absoluut onaantastbaar en elke profanisatie uitgesloten. Maar ook bij alle niet-christelijke religies zien we hetzelfde. In Jodendom, Islam, Boeddhisme en andere oosterse religies zou iedere vermenging van eredienst met profane rituelen, teksten en muziek ondenkbaar zijn. Allen keren ze zich naar de plaats die voor hen heilig is of buigen zich ter aarde als ze zich tot God richten. En wij, die het meest diepgaande besef hebben van Gods aanwezigheid onder ons, een God die mens wordt, die ons zijn Lichaam en Bloed nalaat in brood en wijn, wij vergeten zo vaak Hem de eer te geven die Hem toekomt.
Als bisschop heb ik ook de verantwoordelijkheid erop toe te zien dat de eredienst gevierd wordt volgens de normen en teksten van de wereldkerk, en de taak maatregelen te nemen waar dit niet gebeurt. Dat kan men als achterhaald ervaren, maar dat zijn wel de ‘spelregels’ die wij als wereldkerk hanteren en waarbinnen voldoende ruimte is om kerk en maatschappij met elkaar in verbinding te brengen. Het is mijn hoop dat de kwestie Obdam ons een stuk herbezinning brengt. De eer aan God in den Hoge en de vrede onder de mensen op aarde horen bij elkaar, evenals de liefde tot God en de naaste. Moge het ons gegeven zijn hierin samen verder te groeien.
+ Jozef M. Punt
Bisschop van Haarlem – Amsterdam