Priesters moeten in hun houding en kleding weer meer als zodanig herkenbaar zijn. Dat heeft paus Benedictus XVI gisteren gezegd in een toespraak tot de Congregatie voor de Clerus.
Het is volgens de paus urgent dat priesters zich weer bewust worden dat zij zich herkenbaar moeten manifesteren. Benedictus spreekt over een ‘herstel van bewustzijn’. Zij moeten zich niet alleen onderscheiden door hun geloofsoordeel en hun deugdzaamheid, maar ook door hun kleding, zei Benedictus.
Het kerkelijk recht schrijft voor dat de geestelijkheid passende kerkelijke kleding draagt. De clerici moeten zich daarbij houden aan de door de bisschoppenconferentie uitgevaardigde normen en de wettige plaatselijke gewoonten.
De Nederlandse bisschoppenconferentie heeft in 1989 bepaald dat de kerkelijke kleding in Nederland een donker kostuum is met een boordje, de zogeheten ‘romeinse collaar’. Veel Nederlandse priesters houden zich niet aan dit voorschrift.
Tijdens liturgische vieringen dienen geestelijken de dienovereenkomstige door de liturgische boeken voorgeschreven kleding te dragen. In de biechtstoel moeten priesters een toog, een pij of het habijt en stola te dragen.
De paus benadrukte in zijn toespraak verder het belang van een goede vorming van priesters. Daarvoor noemde hij een ‘correcte receptie’ van de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie belangrijk. Die mogen niet worden losgeweekt van de ononderbroken traditie van de Kerk: cesuren en neigingen naar discontinuïteit moeten vermeden worden.
Benedictus wees er ook op dat priesters morele perfectie moeten nastreven. “De grote kerkelijke traditie heeft terecht de sacramentele werkzaamheid losgekoppeld van de concrete levenssituatie van de afzonderlijke priester en daarmee zijn de legitieme verwachtingen van de gelovigen adequaat gewaarborgd. Maar deze juiste leerstellige precisering doet niets af aan de nodige, ja zelfs noodzakelijke, gerichtheid op de morele perfectie die ieder werkelijk priesterlijk hart moet beheersen.”
bron: KatholiekNederland