U gaat toch geen negatieve dingen over de paus zeggen?



■ Stijn Fens ■ Laatst mocht ik een lezing houden in een dorp, ergens midden in het land. Onderwerp, u raadt het al: paus Franciscus.

Voor mijn doen was ik aan de vroege kant, wat me alle tijd gaf om de audiovisuele apparatuur ter plekke te testen. Ik liep de kerkruimte in. Er zaten al wat mensen. Mijn vertrouwde publiek: wat ouder, geïnteresseerd en bovenal aardig. De ‘man van de techniek’ toverde mijn PowerPoint tevoorschijn en niets leek een geslaagde avond in de weg te staan. Ik had er zin in.

Op dat moment nam een man in een rode trui plaats op de eerste rij. Zo’n trui waarvan je er meteen drie koopt, in verschillende kleuren.

“U gaat toch geen negatieve dingen over paus Franciscus zeggen?”, vroeg hij op een toon die mij irriteerde. “Dat kan ik niet beloven”, zei ik kortaf. Ik besloot maar te ­beginnen met mijn verhaal.

Dat ging goed, maar niet heel erg goed. Ik liep heen en weer, probeerde in zoiets als een flow te komen, maar steeds keek ik in het kritische gezicht van de man met de rode trui. Na een kwartier onderbrak hij me al. “U gaat toch wel uitleggen dat als het om misbruik gaat, de voorgangers van deze paus steken hebben laten vallen? Franciscus kan er niet zoveel aan doen.” Ik legde uit dat dit nog maar mijn inleiding was en dat het allemaal goed zou komen. “Het is wel een erg lange inleiding”, zei de man en stootte zijn rechterbuurvrouw aan. Die knikte. Een beëdigde verklaring.

Al sinds zijn aantreden, nu bijna zes jaar geleden, kan paus Franciscus in de ogen van nogal wat katholieken en veel andere christenen in dit land niets fout doen. Eindelijk een bisschop van Rome die ons begrijpt, die er is voor vrouwen, homo’s en het klimaat. Zelfs de misbruikschandalen hebben geen invloed op deze opmerkelijke vorm van volgzaamheid en aanhankelijkheid. “Hij wordt natuurlijk enorm tegengewerkt door de curie”, is vaak het verweer tegen mogelijk pauselijk falen.

De Nederlandse katholieken hebben een vreemde band met de pausen van Rome. Het is alles of niets. Paus Benedictus kon er niet veel van. Alles wat de kerk fout deed was zo’n beetje zijn schuld. Nee, dan Franciscus. Die doet juist alles goed. Een gesloten front.

Ik moest in dit verband denken aan een verhaal van Godfried Bomans in zijn onvolprezen ‘Wandelingen door Rome’, het verslag van de tijd waarin hij, begin jaren vijftig van de vorige eeuw, in de Eeuwige Stad woonde. Hij beschrijft daarin hoe hij met een groep Nederlanders op audiëntie gaat bij paus Pius XII. Het applaus zwelt aan tot een ‘orkaan’ als de paus de zaal betreedt en gaat zitten. ‘Rechtop, de handen gevouwen onder het gouden kruis, het gelaat tegen de branding van het geluid verheven, liet hij de hulde over zich heen gaan, in roerloze majesteit en tegelijk door de even neergeslagen ogen, in diepe ootmoed, omdat dit niet alles hem betrof, ­Eugenio Pacelli, maar Pius XII, opvolger van Petrus en stedehouder van Christus.’

Hier spreekt een volgzame katholiek. In het pauselijk wit is nog niet het kleinste barstje zichtbaar. Een gesloten front. Eind jaren zestig sloeg bij Bomans en veel andere Nederlandse katholieken de twijfel over de eigen kerk en de positie van de stedehouder van Christus in alle hevigheid toe en ging alles wankelen.

Die weerbarstige relatie met autoriteit in de kerk – in het bijzonder die in Rome – bleef. Nog altijd niet helemaal volwassen. Een paus die het een beetje goed doet is een meevaller, maar je kunt daar nooit je geloof of ongeloof helemaal aan ophangen.

Met die lezing van mij kwam het toch nog goed. De man met de rode trui ging na de pauze achterin zitten. Af en toe mompelde hij nog wat, maar dan klonk al snel het ‘ssst’ uit de zaal. De rijen sloten zich. Toen ik het kerkelijk centrum verliet, zag ik hem weglopen. Hij droeg een grote cowboyhoed en ritste zijn jas nog eens goed dicht. De paus was nog altijd de paus. Feilbaar, kwetsbaar en stedehouder in een ongelofelijk lastige tijd voor de kerk. Verwachten we niet te veel van hem?

De man in de rode trui kan het nog weleens heel moeilijk gaan krijgen.