Wat is het doel van modieuze aanpassingen van traditionele erfenissen?



Het was een onooglijk klein artikeltje op de buitenlandpagina van de weekendeditie van een Vlaamse krant. "God: geen man, maar wel de Heer", kopte de redactie boven een tekst over de onmacht van de evangelisch-lutherse kerk in Zweden om het geslacht van God te bepalen, waardoor ze hun handboek voor de erediensten aanpasten zonder echt aan te passen. Ik moest het twee keer lezen, want ik meende dat het een grap was. Nee, toch niet. Men citeert zelfs een woordvoerder van deze Zweedse kerk die zegt dat God noch 'hij' noch 'zij' is, maar 'zoveel meer'. En dat laatste heeft blijkbaar geen geslacht. Uiteindelijk blijkt de voorkeur van de kerkelijke commissie te gaan naar het genderneutrale 'in de naam van de drie-enige God'. Als uitsmijter krijgt de niets vermoedende lezer er nog de wijsheid bovenop dat de Heilige Geest vrouwelijk is, 'ook in het Hebreeuws'.

Zoals wel vaker vraagt dergelijke ferme veranderingsdrang enige nuancering. Ik wil niet flauw doen en schrijven dat de Heilige Geest in het Hebreeuws niet bestaat. De Zweedse woordvoerster had het allicht over 'ruach' of de 'adem' van God. Zo niet over 'chokma', wat wijsheid betekent. Deze begrippen zijn grammaticaal vrouwelijk, net zoals het Hebreeuwse woordje voor de Bijbelse godheid ('Elohim') mannelijk is en zelfs meervoud. Maar de Joodse traditie spreekt de naam van God niet uit en vervangt deze door 'adonaï', wat zoveel als 'mijnheer' betekent. Jawel, mannelijk. Voeg daarbij de christelijke interpretatie van de Hebreeuwse traditie en je krijgt de gelijkstelling van 'mijnheer' met Jezus. Deze laatste messiaanse profeet of verlosser (zo je wil), is tot nader order ook mannelijk. Maar ik wil niet flauw doen en op deze linguïstische gronden de ingreep van de Zweedse kerk desavoueren. Het ging hen allicht niet om een aanpassing van hun formele gebeden naar de grammaticale gegevens uit de Bijbel, maar om het bij de tijd brengen van de patriarchale christelijke traditie. In #metoo-tijden kan de kerk toch niet achterblijven?

Ik wil evenwel vraagtekens plaatsen bij dergelijke modieuze aanpassingen van de traditionele erfenissen. Dit geldt niet alleen voor het religieuze erfgoed. Je kan bijvoorbeeld de gruwel van het kolonialisme in Congo niet wegnemen door de standbeelden van Leopold II te verwijderen, net zomin je de patriarchale dominantie die het christendom installeerde niet wegtovert met een ander taalgebruik. Sinds de contextuele theologie in het Westen na de Tweede Wereldoorlog een hoge vlucht nam, werd al verschillende keren uitgepakt met 'God is een vrouw' of 'Jezus was homo', doch dergelijke ingrepen zijn nooit bestand tegen het overdonderende kerkelijke belijdenis. Daarom doet de hedendaagse christelijke kerk er goed aan haar verleden kritisch te beschouwen en de traditionele liturgische formules te archiveren. Updaten zal de nefaste gevolgen van een al te patriarchale mentaliteit niet wegenemen. Opnieuw programmeren is nodig.

Daarbij mogen de kerken zich realiseren dat de aanduiding van God als de drie-enige net zo ongeloofwaardig is als 'Hij'. Men introduceerde de drie-eenheid immers tijdens de eerste eeuwen van onze jaartelling en gebruikte daarbij het Latijnse begrip 'persona', dat oorspronkelijk uit de theaterwereld stamt en zoveel als 'masker' betekent. De eenheid van 'Vader, Zoon en Geest' werd begrepen als dezelfde acteur die achter drie maskers schuilging. Maar is het niet de hoogste tijd dat de maskers afvallen?

Door te vallen over het woordgebruik om God aan te duiden, ontwijkt men het fundamentele probleem van de godsvoorstelling. God als een persoon voorstellen, is niet langer geloofwaardig. Ik bedoel 'persoon' niet in de oorspronkelijke betekenis van masker, maar de ene substantie (dezelfde 'acteur') die zich achter drie vermommingen verschuilt. Vreemd dat de evangelisch-lutherse kerk zich daarover boog, want de geschriften van haar grondlegger Maarten Luther - die dit jaar herdacht wordt naar aanleiding van 500 jaar reformatie - zijn gebaseerd op de stelling dat God mens werd, vervolgens stierf en nadien is verrezen. Als je bijgevolg over God spreekt, aldus een felle Luther, moet je over een verrezen mens spreken: Jezus Christus. De drie-enige voorstelling is bijgevolg chronologisch, het ene na het andere. Eerst was er de ene transcendente God, dan de Godmens en nu is er op aarde alleen nog de aanwezigheid van de Geest.

Dus als de Zweedse lutherse kerk het geslacht van God wil aanpassen in haar liturgische formuliergebeden en ze maakt ernst van haar bewering dat de Heilige Geest in het Hebreeuws vrouwelijk is, dat ze dan consequent het vrouwelijke voornaamwoord hanteert. Daarmee zal ze zeker scoren bij de culturele elite. Of het kerkvolk daarmee gediend is, is een andere vraag.

Prof. Dr. Johan Temmerman is hoogleraar systematische vakken (filosofie en ethiek) aan de Theologische faculteit te Brussel (FPG)